Samenvatting
De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2024/25 over een klacht van F. Oreel tegen Omroep Zeeland te herzien. Verzoekster maakt bezwaar tegen de afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoekster zich niet kan vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren. Er is geen sprake van elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten, op grond waarvan een herbeoordeling zou zijn geboden. Ten slotte is niet gebleken dat de conclusie van de Raad afwijkt van vergelijkbare, relevante conclusies.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van
F. Oreel
tot herziening van de conclusie van de Raad van 3 september 2024 (RvdJ 2024/25) betreffende haar klacht tegen
de hoofdredacteur van Omroep Zeeland
Mevrouw F. Oreel (verzoekster) heeft op 29 september 2024 verzocht om herziening van de conclusie van 3 september 2024 inzake haar klacht tegen de hoofdredacteur van Omroep Zeeland. Bij de beoordeling van het verzoek is verder correspondentie van partijen betrokken van 30 september 2024 en 22 oktober 2024.
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 13 december 2024 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.
DE FEITEN
Verzoekster heeft op 3 april 2024 een klacht ingediend tegen Omroep Zeeland over een artikel van 5 oktober 2023 met de kop “Jan Lonink: ‘Uitblijven onderzoek naar problemen PvdA Vlissingen beschadigt mensen’”.
Op 3 september 2024 heeft de Raad het volgende geconcludeerd:
“Voor zover de klacht betrekking heeft op het niet-toepassen van wederhoor ten aanzien van twee niet eerder gepubliceerde aantijgingen aan het adres van klaagster, is deze gegrond. Voor het overige is de klacht ongegrond.”
De Raad heeft hiertoe het volgende overwogen:
“Blijkens het klaagschrift en de toelichting op de zitting is de kern van de klacht dat Omroep Zeeland ten onrechte geen wederhoor aan klaagster heeft gevraagd ten aanzien van de volgende punten:
1. de suggestie van Lonink dat een onderzoek is gestart naar het functioneren van klaagster;
2. de bewering dat diverse Vlissingse PvdA’ers vinden dat onder de leiding van klaagster de partij in onrustig vaarwater is gekomen;
3. het openbaar maken van de naam van klaagster als slachtoffer van (vermeend) seksueel grensoverschrijdend gedrag;
4. de uitspraak van Lonink dat hij en De Koster niets hadden gehoord over het seksueel grensoverschrijdend gedrag en dat hij het raar vindt dat de klacht niet strafrechtelijk is gemeld;
5. de constatering van Lonink dat allerlei mensen boos en teleurgesteld zijn vertrokken, maar dat er één vaste factor is gebleven.
De Raad zal zich tot deze kern beperken.
Eerder heeft de Raad overwogen dat er grenzen zijn aan de inspanningen die een journalist zich moet getroosten om bij een voorgenomen publicatie in contact te komen met een beschuldigde aan wie de gelegenheid tot wederhoor moet worden geboden. Als een beschuldigde niet reageert op herhaalde en reële pogingen tot contact, komt er een moment dat die grens is bereikt. Daarbij komt dat sprake kan zijn van een zodanige actuele gebeurtenis, dat de voorgenomen publicatie niet te lang kan worden uitgesteld. Dit neemt niet weg dat naarmate de geuite beschuldigingen in de voorgenomen publicatie in ernst en zwaarte toenemen, van een journalist kan worden gevraagd zich meer in te spannen om de beschuldigde te bereiken en daadwerkelijk gelegenheid te bieden te reageren. Dat geldt helemaal als de noodzaak van onmiddellijke publicatie minder lijkt te tellen.
Ad 1-3
Niet ter discussie staat dat Omroep Zeeland voorafgaand aan het artikel van 5 oktober 2023 geen pogingen heeft ondernomen om klaagster voor wederhoor te bereiken. Met Omroep Zeeland is de Raad van oordeel dat het toepassen van wederhoor niet nodig was ten aanzien van punten 1, 2 en 3.
Voorafgaand aan de publicatie van 19 juli 2023 is klaagster door Omroep Zeeland in de gelegenheid gesteld om te reageren op het onderzoek en de onrust binnen de Vlissingse PvdA. Ook werd al in dat artikel benoemd dat klaagster een klacht heeft ingediend wegens seksueel grensoverschrijdend gedrag tegen een mannelijke partijgenoot. De Raad heeft de klacht van klaagster over het niet (voldoende) toepassen van wederhoor ten aanzien van het artikel van 19 juli 2023 eerder ongegrond verklaard (RvdJ 2024/4). gelet op de samenhang van de artikelen, is de klacht in zoverre ongegrond.
Ad 4 en 5
Het had echter wel op de weg van Omroep Zeeland gelegen contact met klaagster op te nemen voor wederhoor over de uitspraken van Lonink die zijn weergegeven onder punt 4 en 5. Het gaat hier om nieuwe – niet eerder door de omroep gepubliceerde – aantijgingen aan klaagsters adres. Dat de omroep slechts het standpunt van Lonink weergeeft betekent in dit geval niet dat de omroep geen wederhoor hoefde toe te passen. Klaagster is niet eerder in de gelegenheid geweest om op de aantijgingen te reageren, terwijl haar belang zodanig wordt geraakt dat het toepassen van wederhoor op zijn plaats was geweest.
De omroep mocht niet redelijkerwijs ervan uitgaan dat klaagster, gelet op haar eerdere opstelling, zou weigeren op nieuwe beschuldigingen te reageren, in welk geval niet kon worden verlangd dat de redactie klaagster nogmaals zou benaderen. De door Omroep Zeeland geschetste ervaringen met klaagster bieden daarvoor onvoldoende aanleiding. Omroep Zeeland had klaagster kunnen bellen of haar op een andere wijze, bijvoorbeeld via e-mail, kunnen benaderen. Dat is echter niet gebeurd en daarom is de klacht op deze punten gegrond.
Het siert het Omroep Zeeland dat zij klaagster heeft aangeboden om in een interview haar visie op de problemen binnen de PvdA Vlissingen te geven, maar dat doet aan het voorgaande niet af.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Verzoekster stelt – samengevat – dat de conclusie van de Raad ten eerste berust op feiten waarvan de Raad ten onrechte van de juistheid is uitgegaan; ten tweede zonder toereikende motivering afwijkt van vergelijkbare, relevante conclusies van de Raad en ten derde dringend een hernieuwde beoordeling vergt in verband met het principiële belang van de elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten.
Verzoekster heeft de indruk dat wederhoor en waarheidsgetrouwheid, twee onafhankelijke uitgangspunten waaraan een journalist zich dient te houden, met elkaar worden verward. Zij meent dat de Raad ten onrechte ervan is uitgegaan dat zij geen reactie heeft gegeven op het verzoek om wederhoor. Zij heeft aan Omroep Zeeland meegedeeld dat de aantijgingen niet kloppen, maar dat is niet gepubliceerd. Verder heeft de journalist geen aantoonbare inspanningen verricht om de feiten te controleren. Dat mensen geheimhouding verbreken en met laster naar buiten stappen betekent dat Omroep Zeeland extra de feiten moet controleren, zonder deze taak bij verzoekster neer te leggen. Dat bij een eerder gepubliceerd artikel wel wederhoor is toegepast, betekent niet dat het artikel daarmee waarheidsgetrouw is, aldus verzoekster. Volgens haar heeft Omroep Zeeland bij herhaling onwaarheden gepubliceerd, die eenvoudig geverifieerd hadden kunnen worden. Enkele voorbeelden hiervan zijn dat onderzoek is gedaan naar haar functioneren, dat een meerderheid van de leden haar heeft weggestemd op de algemene ledenvergadering, dat de problemen binnen de PvdA zijn aangevangen onder haar leiding en de uitkomst van het rapport Lonink/De Koster.
Volgens verzoekster heeft de berichtgeving van Omroep Zeeland op een onrechtmatige, tendentieuze en partijdige wijze invloed uitgeoefend op haar positie binnen de partij. Op basis van de feiten heeft de door het landelijke Partijbureau ingestelde Commissie van Goede Diensten geadviseerd. Zij stellen dat er geen grond is voor terugroeping. Daarnaast is vastgesteld dat er al vele jaren sprake is van een ziekmakende sfeer binnen de afdeling en dat de fractie onder haar voorzitterschap goed functioneert. De berichtgeving is hiermee in tegenspraak, aldus verzoekster.
Ten slotte heeft zij verwezen naar haar herzieningsverzoeken in twee eerdere klachtprocedures tegen Omroep Zeeland.
Omroep Zeeland stelt – eveneens samengevat – het volgende. Het herzieningsverzoek is grotendeels een herhaling van de standpunten van verzoekster waarover de Raad eerder een oordeel heeft geveld. Daarom gaat de omroep daarop niet verder in.
Verder heeft Omroep Zeeland nooit beweerd dat de problemen binnen de PvdA Vlissingen onder leiding van verzoekster zijn begonnen. Evenmin is in het artikel van 5 oktober 2023 bericht over de stemming van de algemene ledenvergadering, die immers pas op 16 december 2023 plaatsvond. De berichtgeving over het rapport Lonink/De Koster was eerder onderdeel van klachten van verzoekster, die inmiddels definitief door de Raad zijn behandeld. Dat verzoekster moeite heeft met de conclusies van Lonink/De Koster maakt de berichtgeving van Omroep Zeeland hierover nog niet onjuist.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
De Raad stelt vast dat verzoekster op drie gronden een herzieningsverzoek heeft ingediend.
Voor zover verzoekster van mening is dat de Raad is uitgegaan van feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte is uitgegaan, oordeelt de herzieningskamer dat het verzoekschrift (een nadere uitwerking van) stellingen bevat die verzoekster eerder in de procedure heeft geformuleerd en die de Raad (in de kern) heeft betrokken bij zijn oordeel. Niet is gebleken dat de Raad zijn oordeel op onjuiste constateringen heeft gebaseerd.
In essentie vraagt verzoekster om een herbeoordeling van de klacht, omdat zij zich niet kan vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroep) procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting of uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte.
Verder is niet gebleken van (een principieel belang van) elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten, op grond waarvan een hernieuwde beoordeling dringend zou zijn geboden. De klacht gaat immers in de kern over toepassing van wederhoor. De Raad heeft hierover in zijn Leidraad algemene uitgangspunten geformuleerd die in diverse conclusies zijn uitgewerkt.
Ten slotte heeft verzoekster in haar verzoekschrift niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie RvdJ 2024/25 afwijkt van vergelijkbare, relevante conclusies van de Raad.
De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de beslissing.
Relevante eerdere conclusies van de Raad (onder meer): RvdJ 2024/28 en RvdJ 2024/23
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1
CONCLUSIE
Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.
Zo vastgesteld door de Raad op 27 januari 2025 door mr. S. Djebali, voorzitter, M.S. Bosgra mr. N.A.M. van Herten, drs. M.M. Klaassen en S.S. Sitalsing, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G. Kamminga, plaatsvervangend secretaris.