2024/28 Afgewezen

F. Oreel - verzoekster inzake herziening conclusie RvdJ 2024/13 / de hoofdredacteur van Omroep Zeeland

Samenvatting

De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2024/13 over een klacht van F. Oreel tegen Omroep Zeeland te herzien. Verzoekster maakt bezwaar tegen de afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoekster zich niet kan vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren. Er is geen sprake van elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten, op grond waarvan een herbeoordeling zou zijn geboden. Ten slotte is niet gebleken dat de conclusie van de Raad afwijkt van vergelijkbare, relevante conclusies.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van

F. Oreel

tot herziening van de conclusie van de Raad van 4 april 2024 (RvdJ 2024/13) betreffende haar klacht tegen

de hoofdredacteur van Omroep Zeeland

Mevrouw F. Oreel (verzoekster) heeft op 3 mei 2024 verzocht om herziening van de conclusie van 4 april 2024 inzake haar klacht tegen de hoofdredacteur van Omroep Zeeland. Bij de beoordeling van het verzoek is verder correspondentie van partijen betrokken van 17 mei 2024 en 10 en 28 juni 2024.

Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 5 juli 2024 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.

DE FEITEN

Verzoekster heeft op 11 december 2023 een klacht ingediend tegen Omroep Zeeland die op 10 december 2023 het artikel met de kop “Vlissingse PvdA’s buigen zich over verzoek aan fractievoorzitter Frances Oreel om direct op te stappen” op zijn website heeft geplaatst.

Op 4 april 2024 heeft de Raad beslist dat de klacht ongegrond is. De Raad heeft daartoe overwogen:
Kern van de klacht is dat de berichtgeving eenzijdig en suggestief is, waarbij gebruik is gemaakt van vertrouwelijke conceptstukken en is nagelaten wederhoor toe te passen. Verder heeft klaagster aangevoerd dat Omroep Zeeland zich terughoudend dient op te stellen met berichtgeving over haar zolang er nog een klachtprocedure tussen partijen loopt. De Raad zal zich tot deze kern beperken.
De Raad stelt voorop dat de media een belangrijke taak hebben om misstanden in de samenleving aan de kaak te stellen. Het is maatschappelijk en journalistiek relevant om onderzoek te verrichten naar en/of te berichten over onrust binnen een gemeentelijke politieke partij.
Daarbij zijn de journalist en zijn redactie vrij in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dit neemt niet weg dat het belang dat met een publicatie is gediend moet worden afgewogen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.
Omroep Zeeland heeft aannemelijk gemaakt dat voldoende grondslag bestaat om te berichten zoals is gedaan. Het artikel is gebaseerd op bronnen die in het artikel genoemd worden, waardoor de berichtgeving controleerbaar en inzichtelijk is. Dat dit vertrouwelijke (concept)stukken zijn, maakt dit niet anders. Er bestaat geen aanleiding voor de conclusie dat in het artikel een zodanig vertekend beeld of onzorgvuldige weergave van de kwestie is gegeven, dat daarmee sprake is van niet-waarheidsgetrouwe of tendentieuze berichtgeving.
De berichtgeving is van feitelijke aard, zodat het toepassen van wederhoor niet nodig was. De zin Anderzijds zal zij zich niet zonder slag of stoot gewonnen geven.” kan bij de lezer de indruk wekken dat klaagster zich zo heeft uitgelaten in het kader van wederhoor voor dit artikel, terwijl het gaat om een parafrase van een uitlating die klaagster in eerder verband heeft gedaan. Dit is echter niet zodanig ernstig, dat daarmee sprake is van onzorgvuldige berichtgeving.
Overigens heeft de Raad kennisgenomen van het aanbod van Omroep Zeeland, op de zitting gedaan, om klaagster haar verhaal te laten doen onder omstandigheden waarbij zij zich veilig voelt.
Ten slotte overweegt de Raad dat een lopende klachtprocedure tussen partijen geen belemmering vormt voor het aangeklaagde medium om opnieuw over de klager te publiceren.”

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Verzoekster stelt – samengevat – dat de conclusie van de Raad ten eerste berust op feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte is uitgegaan; ten tweede dringend een hernieuwde beoordeling vergt in verband met het principiële belang van de elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten en ten derde zonder toereikende motivering afwijkt van vergelijkbare, relevante conclusies van de Raad. In dat verband verwijst verzoekster naar de conclusies RvdJ 2022/23, RvdJ 2022/32 en RvdJ 2024/8.
Verzoekster meent dat de Raad ten onrechte ervan uit is gegaan dat de conceptnotulen, de inhoudelijke stukken en de uitnodiging voor de vergadering een juiste weergave zijn van de situatie binnen de PvdA Vlissingen.  Gezien de omstandigheid dat al geruime tijd sprake is van ruziënde partijen kunnen deze stukken niet zonder meer worden gezien als feitelijke informatie die op waarheid berust. Daarom was het des te noodzakelijker om wederhoor bij haar toe te passen, te meer omdat wel ruimte is gegeven aan het standpunt van de voorzitter van PvdA Zeeland.
Het artikel staat niet op zichzelf, het is onderdeel van een hele reeks artikelen. Al deze artikelen zijn geschreven vanuit een partijdige invalshoek. Het staat de journalist weliswaar vrij om een invalshoek te kiezen, maar het was duidelijk dat er in deze kwestie meerdere invalshoeken zijn. Desondanks bleef Omroep Zeeland eenzijdig publiceren en werd de andere kant van het verhaal achterwege gelaten. Daarmee is de waarheidsgetrouwheid van de berichtgeving in het geding. Bovendien is de kop tendentieus en getuigt die van partijdigheid nu alleen de zwaarste optie is vermeld en niet de overige twee opties.
Daarnaast vraagt verzoekster om een principieel oordeel van de Raad ten aanzien van de weging tussen enerzijds het belang van de persvrijheid en anderzijds de wetenschap van de journalist dat plaatsing van een artikel op voorhand de publieke opinie en democratische processen, ondemocratisch en partijdig zal beïnvloeden. Het dilemma waar verzoekster ten tijde van de publicatie mee te maken had, was dat een beroep was gedaan op haar integriteit doordat zij gehouden was aan geheimhouding ten behoeve van de onderzoeken, terwijl de publicatie haar reputatie ernstig zou schaden en daarmee de onafhankelijkheid en goede onderbouwing van de onderzoeken. De journalist was daarvan op de hoogte, maar heeft desondanks het eenzijdige en niet-waarheidsgetrouwe artikel geplaatst, waardoor een domino-effect en uiteindelijk ondermijning van zowel de klachtenprocedure als het onderzoek is veroorzaakt. Verzoekster wil graag een oordeel van de Raad waarin het belang om nieuws te schrijven en te brengen wordt afgewogen tegen de volgende aspecten: twee kanten van een verhaal, gevoelige kwestie en aantasting van de persoonlijke levenssfeer.

Omroep Zeeland stelt – eveneens samengevat – het volgende. Wederhoor was ten behoeve van dit artikel niet nodig vanwege het feitelijke karakter van de berichtgeving. Uit de notulen zijn alleen de conclusies van het onderzoek Lonink/De Koster overgenomen en bewust geen andere onderdelen van de notulen, zoals de discussie die ontstond naar aanleiding van die conclusies. Overigens heeft Omroep Zeeland, hoewel dit niet nodig was, verzoekster diverse keren om een reactie gevraagd maar niet gekregen.
Omroep Zeeland bestrijdt dat hij partijdig en tendentieus heeft bericht over de kwestie binnen de Vlissingse PvdA en begrijpt niet waarop dat is gebaseerd.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

De Raad stelt vast dat verzoekster op drie gronden een herzieningsverzoek heeft ingediend.

Voor zover verzoekster van mening is dat de Raad is uitgegaan van feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte is uitgegaan, oordeelt de herzieningskamer dat het verzoekschrift (een nadere uitwerking van) stellingen bevat die verzoekster eerder in de procedure heeft geformuleerd en die de Raad (in de kern) heeft betrokken bij zijn oordeel. Niet is gebleken dat de Raad zijn oordeel op onjuiste constateringen heeft gebaseerd.

In essentie vraagt verzoekster om een herbeoordeling van de klacht, waaronder begrepen haar standpunt over de eenzijdig- en partijdigheid van de berichtgeving, omdat zij zich niet kan vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroep) procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting of uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte.

Verder is niet gebleken van (een principieel belang van) elementen van het journalistieke proces waarover de Raad zich niet eerder heeft uitgelaten, op grond waarvan een hernieuwde beoordeling dringend zou zijn geboden.
De klacht gaat immers in de kern over onjuiste, partijdige en tendentieuze berichtgeving, het afwegen van het belang dat met een publicatie is gediend tegen het belang van klaagster, het gebruik van (anonieme) bronnen en toepassing van wederhoor. De Raad heeft hierover in zijn Leidraad algemene uitgangspunten geformuleerd die in diverse conclusies zijn uitgewerkt.

Ten slotte heeft verzoekster in haar verzoekschrift niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie RvdJ 2024/13 afwijkt van vergelijkbare, relevante conclusies van de Raad.

De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de beslissing.

Relevante eerdere conclusies van de Raad (onder meer): RvdJ 2023/24 en RvdJ 2023/13
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1

CONCLUSIE

Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.

Zo vastgesteld door de Raad op 30 september 2024 door mr. S. Djebali, voorzitter, dr. H.P. Groenhart, L. Hauben, drs. M. M. Klaassen en M. Thie, leden in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. E. Hoefnagel, adjunct-secretaris.