2025/6 Afgewezen

M.L van Muiswinkel en ‘Lisa’ - verzoeksters inzake herziening conclusie RvdJ 2024/27 / de hoofdredacteur van de Volkskrant

Samenvatting

De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2024/27 over een klacht van M.L. van Muiswinkel en ‘Lisa’ tegen de Volkskrant te herzien. Verzoeksters maken bezwaar tegen de afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar hebben niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Evenmin hebben verzoeksters aannemelijk gemaakt dat de conclusie van de Raad tot stand is gekomen in strijd met de in het Reglement vastgestelde procedures. Dat verzoeksters zich niet kunnen vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren. Ten slotte is niet gebleken dat de conclusie van de Raad afwijkt van vergelijkbare, relevante conclusies.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van

M.L. van Muiswinkel en ‘Lisa’

tot herziening van de conclusie van de Raad van 30 september 2024 (RvdJ 2024/27) betreffende hun klacht tegen

de hoofdredacteur van de Volkskrant

Op 28 oktober 2024 heeft mr. I. van Straalen, advocaat, namens mevrouw M.L. van Muiswinkel en ‘Lisa’ verzocht om herziening van de conclusie van 30 september 2024 inzake hun klacht tegen de hoofdredacteur van de Volkskrant (hierna de Volkskrant). De Volkskrant heeft op 19 november 2024 op het verzoek gereageerd.

Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 17 januari 2025 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.

DE FEITEN

Verzoeksters hebben op 19 maart 2024 een klacht ingediend tegen de Volkskrant over een artikel dat op 9 december 2023 op haar website is verschenen met de kop “Een geheim pedofielennetwerk hoeft niet te bestaan om slachtoffers te maken.” Een nagenoeg gelijkluidend artikel is dezelfde dag in de papieren versie verschenen onder de kop “Anatomie van een complottheorie”.

Op 30 september 2024 heeft de Raad geconcludeerd dat de klacht ongegrond is. De Raad heeft hiertoe het volgende overwogen:
De Raad stelt voorop dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dat neemt niet weg dat de journalist het belang dat met een publicatie is gediend, heeft af te wegen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad. Hierbij geldt tevens het uitgangspunt dat journalisten eenzijdige en tendentieuze berichtgeving dienen te vermijden.
De Raad stelt vast dat het artikel geen weergave is van een uitputtend feitelijk onderzoek naar (het waarheidsgehalte van) het verhaal van Lisa, maar een onderzoek naar de gevolgen van de openbaarmaking van dat verhaal. Gelet op deze insteek en de structuur die daarbij is gekozen, heeft de Volkskrant niet onzorgvuldig gehandeld door niet alle informatie die naar de mening van klaagsters voor hun relaas relevant is, te verwerken in het artikel. Verder is niet gebleken dat het artikel relevante feitelijke onjuistheden bevat. Voor zover sprake is van omissies, zijn die niet van zodanige aard dat daardoor de berichtgeving niet-waarheidsgetrouw is.
De Raad kan zich voorstellen dat de door de Volkskrant gekozen invalshoek, waarbij het verhaal van Lisa is omschreven als ‘valse’ beschuldigingen, voor klaagsters onaangenaam is. Gelet op de gevoeligheid van het onderwerp had de Volkskrant wellicht meer terughoudend en in neutralere formuleringen, en niet met gebruikmaking van zo’n kwalificatie, over de kwestie kunnen berichten.
Het artikel in zijn geheel bezien biedt echter onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat met de publicatie een zodanig vertekend beeld of onzorgvuldige weergave van de kwestie is gegeven, dat daarmee sprake is van eenzijdige of tendentieuze berichtgeving.

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Verzoeksters stellen – samengevat – het volgende. De conclusie is in meerdere opzichten tot stand gekomen in strijd met de in het Reglement voor de werkwijze van de Raad vastgestelde procedures. De conclusie bevat geen volledige omschrijving van de feiten en omstandigheden die tot de klacht aanleiding hebben gegeven, terwijl evenmin blijkt dat deze feiten en omstandigheden naar aanleiding van de klacht zijn onderzocht. Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht hebben verzoeksters ten aanzien van het klachtonderdeel dat de berichtgeving misleidend en onjuist is, onder meer aangevoerd dat de lezer zich geen genuanceerd beeld van de zaak kan vormen gelet op de samenhang met andere klachtonderdelen.
Dit onderdeel van de klacht is niet in de conclusie omschreven onder het standpunt van verzoeksters en klinkt ook niet door in de beoordeling. Bovendien zijn de bewoordingen van de conclusie dermate vaag dat niet is voldaan aan het vereiste dat de beslissing overwegingen moet bevatten die hebben geleid tot de genomen conclusie. Uit de conclusie kan niet worden afgeleid tot welke precieze oordelen de Raad is gekomen ten aanzien van de feiten en omstandigheden die verzoeksters aan de klacht ten grondslag hebben gelegd, noch welk toetsingskader hierbij is aangelegd. Daarbij komt dat in de conclusie overwegingen ontbreken die hebben geleid tot het oordeel dat de klacht ongegrond is. In wezen heeft de Raad de klacht gegrond bevonden. Hoe de Raad dan vervolgens tot een ongegrondverklaring van de klacht is gekomen, is onbegrijpelijk en niet gemotiveerd.
Verder komt de conclusie voor herziening in aanmerking omdat de Raad is afgeweken van vergelijkbare, relevante conclusies zonder toereikende motivering. Zo heeft de Raad in conclusie RvdJ 2014/26 het volgende overwogen: “De Raad kan zich voorstellen dat de door de krant gekozen invalshoek voor klager onaangenaam is. De eerste alinea van het artikel is wellicht te stellig geformuleerd. Het was beter geweest als daarin wat terughoudender was bericht. In de kop en de rest van de publicatie is echter genuanceerd verslag gedaan. Daardoor is in het geheel bezien geen zodanig vertekend beeld of onzorgvuldige weergave van de gang van zaken gegeven, dat daarmee geen sprake meer is van waarheidsgetrouwe berichtgeving.” In de hier bestreden conclusie ontbreekt een verwijzing naar ‘overigens genuanceerde verslaggeving’ (omdat in de hier bedoelde publicatie van genuanceerde verslaggeving geen sprake is), terwijl in deze zaak het hoofdpunt van de klacht zowel de kop als de kern van de inhoud betreft. Hoewel de Raad dit klachtonderdeel feitelijk heeft onderschreven, oordeelt hij wel zonder (toereikende) motivering dat de klacht als geheel ongegrond is. Hiermee is ontoereikend gemotiveerd afgeweken van eerdere vergelijkbare, relevante conclusies. Dit geldt overigens ook ten aanzien van het hiervoor bedoelde – in de conclusie niet omschreven – standpunt van verzoeksters.
Ten slotte voeren verzoeksters aan dat de Raad de juistheid van een aantal door verzoeksters ingebrachte bezwaren onbesproken heeft gelaten.
De gronden waarop het herzieningsverzoek berust hebben niet slechts betekenis op zichzelf, maar hebben ook een onderling versterkende werking, aldus verzoeksters.

De Volkskrant stelt hier – eveneens samengevat – het volgende tegenover. Het Reglement bepaalt niet dat alle feiten en omstandigheden tot in detail moeten worden weergegeven. De betreffende bepaling dient zo gelezen te worden dat in ieder geval een (beknopt) overzicht van de feiten en omstandigheden volstaat. Bovendien hoefde de Raad zich niet te buigen over de op de zitting aangevoerde extra argumentatie omdat deze nergens in de oorspronkelijke klacht is opgenomen.
De Raad heeft voldoende inzicht verschaft in hoe hij tot zijn oordeel is gekomen: hij stelt vast dat 1) het artikel geen weergave is van een uitputtend feitelijk onderzoek naar het verhaal van Lisa, maar naar de gevolgen van de openbaarmaking van het verhaal en 2) gelet daarop de Volkskrant niet onzorgvuldig heeft gehandeld door niet alle informatie (over het verhaal van Lisa) daarin op te nemen. Ten overvloede heeft de Raad daarbij opgemerkt dat niet van onjuistheden is gebleken en dat omissies (als daar überhaupt al sprake van is) de berichtgeving niet niet-waarheidsgetrouw maken.
De conclusie van de Raad wijkt niet af van eerdere, vergelijkbare, relevante conclusies; de strekking van de beoordeling komt overeen met die van eerdere conclusies.
Het is de Volkskrant niet duidelijk waar verzoeksters in de conclusie lezen dat de Raad de facto de klacht gegrond verklaart. De Raad heeft met de toevoeging dat het artikel ‘voor verzoeksters wellicht onaangenaam was’ niet gezegd dat de Volkskrant onzorgvuldig heeft gehandeld, hetgeen de Raad ook expliciet heeft beslist. Van een onvoldoende gemotiveerde overweging is geen sprake.
Ten slotte merkt de Volkskrant op dat verzoeksters in hun herzieningsverzoek een poging doen om een van hun klachtonderdelen nader te onderbouwen door te stellen dat de Raad tot de verkeerde conclusie is gekomen. De herzieningsmogelijkheid zoals verwoord in het Reglement biedt daarvoor echter geen ruimte.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK
 
Artikel 10a lid 1 van het Reglement bepaalt onder meer dat herziening mogelijk is indien degene die herziening verzoekt aannemelijk maakt dat de conclusie van de Raad tot stand is gekomen in strijd met de in het Reglement vastgestelde procedures.

Verzoeksters stellen dat dit aan de orde is omdat de conclusie geen omschrijving bevat van alle feiten en omstandigheden die tot de klacht aanleiding hebben gegeven en naar aanleiding daarvan zijn onderzocht.

In artikel 9 lid 9.c van het Reglement is bepaald dat een beslissing van de Raad dient te bevatten: “een omschrijving van de feiten en omstandigheden die tot de klacht aanleiding hebben gegeven en naar aanleiding daarvan zijn onderzocht”. Dat betekent niet dat alle in de klacht aangevoerde feiten en argumenten in de conclusie moeten worden weergegeven en besproken.
De Raad stelt vast dat de passage in het artikel waar verzoeksters op doelen, correct in de conclusie is opgenomen onder ‘De Feiten’. De Raad begrijpt het standpunt van verzoeksters daarom aldus, dat de door hen aangedragen argumenten niet volledig in de conclusie aan de orde zijn gekomen. Hiermee is echter niet gebleken dat de conclusie tot stand is gekomen in strijd met de in het Reglement vastgestelde procedures. Het is gebruikelijk dat de Raad in zijn conclusies de standpunten van partijen parafraseert. De kern van verzoeksters argumenten blijkt voldoende uit de conclusie.

Verder is in artikel 9 lid 9.d van het Reglement bepaald dat een beslissing de overwegingen van de Raad dient te bevatten. Verzoeksters hebben niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie van de Raad onvoldoende is gemotiveerd en dat overwegingen ontbreken waardoor niet inzichtelijk is hoe de Raad tot zijn beslissing is gekomen.
De Raad heeft in zijn conclusie als kern van de klacht weergegeven dat in het artikel niet alle relevante informatie is verwerkt, een onjuiste weergave van de werkelijkheid wordt gegeven en een eenzijdig beeld wordt geschetst van de kwestie waarin het verhaal van Lisa centraal staat. De Raad heeft vervolgens toegelicht waarom die klacht niet gegrond is. Dat hij in zijn conclusie niet op elk aangebracht bezwaar afzonderlijk is ingegaan doet hier niet aan af.

Voor zover verzoeksters van mening zijn dat de conclusie berust op feiten van de juistheid waarvan de Raad ten onrechte is uitgegaan, oordeelt de herzieningskamer dat het verzoekschrift (een nadere uitwerking van) stellingen bevat die verzoeksters eerder in de procedure hebben geformuleerd en die de Raad (in de kern) heeft betrokken bij zijn oordeel. Niet is gebleken dat de Raad zijn oordeel op onjuiste constateringen heeft gebaseerd.

Anders dan verzoeksters menen, heeft de Raad met de overweging dat hij zich kan voorstellen dat de door de Volkskrant gekozen invalshoek voor klaagsters onaangenaam is en dat de Volkskrant wellicht meer terughoudend en in neutralere formuleringen over de kwestie kunnen berichten, niet enig onderdeel van de klacht gegrond bevonden, zoals uit de conclusie ook uitdrukkelijk blijkt.

In essentie vragen verzoeksters om een herbeoordeling van de klacht, omdat zij zich niet kunnen vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroep) procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting of uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte.

Ten slotte hebben verzoeksters niet aannemelijk gemaakt dat de conclusie RvdJ 2024/27 afwijkt van vergelijkbare, relevante conclusies van de Raad. De verschillen tussen de feiten in de onderhavige zaak en de feiten die ten grondslag liggen aan de conclusie in de verzoeksters genoemde zaak, verklaren de verschillen in de formulering van de conclusies.

De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de conclusie.

Relevante eerdere conclusies van de Raad (onder meer): RvdJ 2024/28, RvdJ 2018/47 en RvdJ 2017/45
Relevante artikelen uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 9 lid 9 en 10a lid 1

CONCLUSIE

Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.

Zo vastgesteld door de Raad op 10 maart 2025 door mr. G.C. Makkink, voorzitter, S.A. Agterberg, mr. drs. W.L. Boersema, M.S. Bosgra en L.M. van de Langenberg MSc MEd, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoefnagel, secretaris.