Samenvatting
Trouw heeft in het nieuwsartikel met de koppen “Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen en drones van orthodox-christelijk Nederland” (website) en “Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun drones van orthodox-christelijk Nederland” (papieren versie) aandacht besteed aan de werving van financiële middelen voor de nederzettingen van Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever door onder meer Stichting Christenen voor Israël (klaagster). Trouw heeft hierover kunnen publiceren op de wijze zoals is gedaan. Niet is gebleken dat een zodanig vertekend beeld van de kwestie is gegeven dat sprake is van niet-waarheidsgetrouwe of tendentieuze berichtgeving. Klaagster heeft voldoende gelegenheid tot nuancering gekregen. Voor zover zij daarvan geen adequaat gebruik heeft gemaakt, kan dat Trouw niet worden tegengeworpen. In vervolg op het nieuwsartikel heeft Trouw nog een column, een aflevering van het ‘Theologisch elftal’ en een ‘Brief van de hoofdredactie’ gepubliceerd. De meningen die daarin zijn weergegeven, zijn verkondigd binnen de kaders die daarvoor gelden. De klacht is dan ook ongegrond.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
Stichting Christenen voor Israël
tegen
de hoofdredacteur van Trouw
De heer F. van Oordt, directeur, en mevrouw S. van Oordt-Jonckheere, hoofd media en communicatie, hebben op 11 juni 2024 namens de Stichting Christenen voor Israël (klaagster) een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van Trouw. Na verzoek van de secretaris is de klacht ingekort ingediend op 9 juli 2024. Trouw heeft in eerste instantie op de klacht gereageerd op 19 augustus 2024 en vervolgens na verzoek van de secretaris het verweerschrift ingekort ingediend op 20 augustus 2024. Bij de beoordeling van de klacht is verder een aanvulling van klaagster betrokken van 25 september 2024.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 4 oktober 2024. Namens klaagster zijn de heer en mevrouw Van Oordt en mevrouw M. De Bie, juridisch adviseur, daar verschenen. Aan de zijde van Trouw waren de heren K. Smouter, hoofdredacteur, L. Dros, redacteur, en mr. L. Tordoir, senior jurist DPG Media, aanwezig. Klaagster heeft haar standpunt toegelicht aan de hand van een notitie.
Voorafgaand aan de zitting heeft een van de Raadsleden zich verschoond, waarna de zaak vervolgens met instemming van partijen is behandeld door de voorzitter en de overige drie leden.
DE FEITEN
Klaagster klaagt over vier artikelen die van 4 maart 2024 tot en met 16 maart 2024 op de website en in de papieren versie van Trouw zijn verschenen.
Het eerste artikel, van de hand van Dros, is op 4 maart 2024 op de website verschenen onder de kop “Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun helmen en drones van orthodox-christelijk Nederland” en op 5 maart 2024 in de papieren versie onder de kop “Kolonisten in Palestijns gebied krijgen hun drones van orthodox-christelijk Nederland”.
De intro van het online artikel luidt:
“Nederlandse protestanten steunen nederzettingen van Joodse kolonisten in Palestijns gebied. Al vindt de Nederlandse overheid die nederzettingen illegaal, de organisatie Christenen voor Israël blijft geld werven. Voor onder meer kogelvrije vesten, helmen en drones.”
De intro van de papieren versie luidt:
“Nederlandse protestanten steunen nederzettingen van Joodse kolonisten. Ze werven geld voor onder meer helmen en kogelvrije vesten.”
In beide publicaties staan de volgende passage:
“Bij Christenen voor Israël zijn vooral evangelische en reformatorische christenen aangesloten. Ze zijn lid van orthodox-protestante kerken, die zich deels op de rechterflank van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) bevinden. De PKN staat volgens een woordvoerder achter het Nederlandse beleid. “De situatie van de Palestijnen in de bezette gebieden is deplorabel, hun leven wordt gestempeld door angst, voor Israëlische militaire acties en voor gewelddadige kolonisten. De nederzettingen zijn illegaal.”
Dat sommige PKN-dominees, onder wie CvI-voorzitter Frank Heikoop en CFOIC-bestuurder Henk Poot, daar heel anders over denken is volgens de PKN ‘hun eigen verantwoordelijkheid’. Heikoop en Poot reageren niet op vragen van Trouw. Wel benadrukt woordvoerder Sara van Oordt dat CvI ‘kolonistengeweld’ afkeurt.”
en:
“Christen-zionisten geloven op grond van de Bijbel dat alle Joden naar Israël (“Zion”) moeten komen vóór de wederkomst van Jezus; ze staan vierkant achter de kolonisten.”
en:
“Maar na de Hamasmoordpartij van 7 oktober is het karakter van de hulp grondig veranderd, als gevolg van de ‘lancering van een ‘oorlogscampagne’ door CFOIC tegen terreurdreiging.”
Beide versies besluiten met:
“Volgens Van Oordt van Christenen voor Israël bestaan de teams uit ‘burgers die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun dorpen’. Daarvoor heeft CvI ‘dit jaar 25.000 euro extra’ overgemaakt naar CFOIC, voor ‘camera’s, beveiliging, shelters, als bescherming tegen terroristische aanslagen’. CFOIC zelf heeft het over ‘helmen, drones en andere noodzakelijke apparatuur’. Het gaat volgens Van Oordt niet om wapens. “Dat doet CFOIC niet en dat doet CvI ook niet.”
Het tweede artikel is een column van de heer S. Akkerman die op 5 maart 2024 op de website is verschenen onder de kop “Is het Gods wil wat Israël doet? Dat idee richt grote schade aan” en op dezelfde datum in de papieren versie onder de kop “Zit God achter alles wat Israël wil? Dat idee richt grote schade aan”.
De column sluit af met de volgende alinea:
“Het is deze overtuiging, dat God zelf achter alles zit wat Israël wil, die zoveel schade aanricht, ook in dat land zelf. Daar heerst in religieus-nationalistische kring ‘het woord van God als politiek’, zoals de krant Haaretz optekende bij een ‘conferentie voor de overwinning’. Welk woord? Dit, uit het bijbelboek Numeri: ‘Gij zult al de bewoners van het land voor uw aangezicht verdrijven’ Het klinkt als een vloek.”
Het derde artikel is een bijdrage van de heren L. van de Kamp en A. Huijgen ten behoeve van de rubriek “Theologisch Elftal” opgetekend door de heer W. van de Poll die online is verschenen op 7 maart 2024 onder de titel “Slaat de Israëlliefde bij christenzionisten door?” en op 8 maart in de papieren versie onder de titel “Slaat de Israëlliefde bij orthodoxe christenen door?”. In de rubriek wordt door beide heren gereflecteerd op de informatie uit de eerste publicatie. In de bijdrage wordt Van de Kamp als volgt geciteerd:
““CvI maakt de verkeerde keuze”, reageert Lody van de Kamp, rabbijn en schrijver. “In vredestijd haal ik mijn schouders op over dit soort clubs. Maar we zitten nu in een oorlog, een heel precaire situatie. Dan is het echt kwalijk wat ze doen. Er zitten ook extremisten tussen die kolonisten. CvI voedt het conflict door er een religieuze dimensie aan te geven. Dat is levensgevaarlijk. Dan wordt het oorlogvoeren met de Bijbel in je hand.””
en:
““CvI zegt uit liefde voor Israël en het Jodendom te handelen. Maar die bestaan uit allerlei groepen, van zionisten tot niet-zionisten, van seculier tot religieus. Dat zijn allemaal ‘de’ Joden. CvI kiest er één groep uit. Ze weten kennelijk precies welke Israëliërs en Joden het bij het juiste eind hebben.””
en:
““Ik voel me als Jood door christenzionisten ‘gebruikt’: ik mag dienen ter vervulling van hun agenda, Joden zijn een middel voor ze, geen doel. Ze zijn namelijk vooral zo dol op Israël en de Joden vanwege hun visie op de eindtijd. Jezus komt pas weer terug, zo geloven ze, nadat alle Joden zijn teruggekeerd naar het land Israël. Dus dáárom willen ze mij en andere Joden zo graag laten terugkeren naar het heilige land.”
“Trouwens, als ze de huidige staat Israël werkelijk naar de bijbelse grenzen willen oprekken, mogen we onze borst wel natmaken, want die reiken tot ver in Libanon en voorbij Damascus. Volgens sommige teksten zal ook het koningshuis David weer regeren en zal er een nieuwe tempel verrijzen, en wel precies op de plek waar nu de Al-Aqsamoskee staat. Dat wil je toch niet serieus allemaal nu gaan nastreven? Dat wordt een ramp.””
Het vierde artikel betreft een ‘Brief van de hoofdredactie’ geschreven door de heer C. van der Laan, die zowel in de papieren versie als online is verschenen op 16 maart 2024. In de online versie is de ‘brief’ verschenen onder de kop “We zijn er niet alleen voor christenen” en in de papieren versie onder de titel “We zijn er niet alleen voor christelijke lezers”. In de online versie onder meer:
“Kolonisten vind je in alle soorten en maten op de bezette Westelijke Jordaanoever, maar de kolonisten om wie het hier ging zijn zeer radicaal. Hun nederzettingen volgens Nederland illegaal. Ze vinden de stichting Christenen voor Israël aan hun zijde. In het ‘Theologisch Elftal’ dat een paar dagen later verscheen, zegt rabbijn Lody van der Kamp over de stichting: “CvI voedt het conflict, door er een religieuze dimensie aan te geven. Dat is levensgevaarlijk. Dan wordt het oorlog voeren met de Bijbel in je hand.”
Hij voegt eraan toe: “Ik voel me als Jood door christenzionisten ‘gebruikt’: ik mag dienen ter vervulling van hun agenda. Joden zijn een middel voor ze, geen doel. Ze zijn namelijk vooral zo dol op Israël en de Joden vanwege hun visie op de eindtijd. Jezus komt pas terug, zo geloven ze, nadat alle Joden zijn teruggekeerd naar het land Israël.’’
Inderdaad, dit zijn stevige uitspraken van Lody van der Kamp. Beide artikelen [ook refererend aan het artikel van Dros, RvdJ] teruglezend, kan ik me voorstellen dat lezers die de stichting steunen de kritische teneur vervelend vinden. Dat betekent nog niet dat ze feitelijk onwaar zijn.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klaagster stelt – samengevat – het volgende. De publicaties bevatten op zichzelf en tezamen genomen onjuiste en suggestieve informatie die niet alleen schadelijk is voor haar reputatie, maar ook de veiligheid van haar medewerkers in gevaar brengt. Bovendien zijn de berichten kwetsend voor christenen die haar steunen. In de vier artikelen, die vlak na elkaar zijn gepubliceerd, wordt zij in verband gebracht met een rechts-nationalistische extreem-zionistische agenda en het steunen van kolonistengeweld. Daarmee is een negatief frame neergezet dat niet strookt met de werkelijkheid en ook niet past bij klaagster.
De oorzaak van dit negatieve frame is niet terug te brengen tot één passage, maar het is het resultaat van de wijze van berichtgeving én het bewust weglaten van contextuele informatie. Door de publicaties krijgt de lezer een schadelijk en onjuist beeld van de visie, de theologie en de activiteiten van klaagster.
Het frame van een rechts-nationalistische zionistische agenda en het steunen van geweld komt onder meer naar voren in de volgende passages (onderstreping klaagster):
• Artikel 1: “Bij Christenen voor Israël zijn vooral evangelische en reformatorische christenen aangesloten. Ze zijn lid van orthodox-protestantse kerken, die zich deels op de rechterflank van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) bevinden.”
• Artikel 1: “Christen-zionisten geloven op grond van de Bijbel dat alle Joden naar Israël (‘Zion’) moeten komen vóór de wederkomst van Jezus; ze staan vierkant achter de kolonisten.”
• Artikel 2: “Het is deze overtuiging, dat God zelf achter alles zit wat Israël wil, die zoveel schade aanricht, ook in dat land zelf. […] Welk woord? Dit, uit het bijbelboek Numeri: ‘Gij zult al de bewoners van het land voor uw aangezicht verdrijven’.”
• Artikel 3: “Er zitten ook extremisten tussen die kolonisten. CvI voedt het conflict door er een religieuze dimensie aan te geven. Dat is levensgevaarlijk. Dan wordt het oorlogvoeren met de Bijbel in je hand.”
• Artikel 3: “CvI kiest er één groep uit. Ze weten kennelijk precies welke Israëliërs en Joden het bij het juiste eind hebben.”
• Artikel 3: “Trouwens, als ze de huidige staat Israël werkelijk naar de Bijbelse grenzen willen oprekken, mogen we onze borst wel natmaken, want die reiken tot ver in Libanon en voorbij Damascus. Volgens sommige teksten zal ook het koningshuis David weer regeren en zal er een nieuwe tempel verrijzen, en wel precies op de plek waar nu de Al-Aqsamoskee staat. Dat wil je toch niet serieus allemaal nu gaan nastreven? Dat wordt een ramp.”
• Artikel 4: “Kolonisten vind je in alle soorten en maten op de bezette Westelijke Jordaanoever, maar de kolonisten om wie het hier ging zijn zeer radicaal.”
Verder wordt het negatieve frame ook gevormd door het bewust weglaten van informatie. Zo wordt in de eerste publicatie alleen vermeld dat klaagster hulp geeft aan Joodse gemeenschappen maar niet dat zij ook jaarlijks voor € 200.000,- Palestijnse christenen steunt in Israël en op de Westelijke Jordaanoever. Daarnaast is de toelichting van klaagster over haar bijdrage aan de ‘oorlogscampagne door CFOIC tegen terreurdreiging’ niet verwerkt in het artikel. Daardoor is een verkeerde indruk ontstaan. Die campagne gaat namelijk niet over oorlogsvoering tegen het terrorisme maar over een campagne naar aanleiding van de oorlog in Gaza.
Ook de kop en intro van het eerste artikel dragen bij aan de negatieve framing. Door in de kop goederen met een militaire connotatie te noemen en vervolgens in de intro expliciet de naam van klaagster, wordt gelijk een indruk gewekt die niet klopt. Zeer kwalijk daarbij is bovendien dat de berichtgeving over de goederen feitelijk onjuist is. Klaagster heeft niet meebetaald aan helmen en ook niet aan drones; zij heeft slechts eenmalig aan een deel van één enkele drone bijgedragen. De drone in kwestie is uitgerust met een camera en uitsluitend te gebruiken ter beveiliging van een dorp op de Westelijke Jordaanoever.
Gelet op de onjuiste en suggestieve berichtgeving komt het in het eerste artikel geciteerde standpunt van klaagster – dat zij op geen enkele manier geweld steunt – over als een smoesje, helemaal nu dat standpunt pas aan het slot van het artikel is opgenomen. Het neemt de gewekte indruk niet meer weg. Sterker nog, de overige drie publicaties hebben voortgebouwd op het neergezette negatieve frame, waarmee het vertekende beeld is versterkt.
Ten aanzien van het tweede, derde en vierde artikel begrijpt klaagster dat journalisten een bepaalde vrijheid genieten in publicaties die meningen bevatten. Die vrijheid kent echter haar grenzen als het gaat om het publiceren van onjuiste en suggestieve informatie die resulteert in (reputatie)schade en zelfs gevaar voor de medewerkers. Dit geldt des te meer als het een beladen onderwerp en een gepolariseerde maatschappelijke discussie betreft. De beschuldigingen en diskwalificaties die Van de Kamp uit ten aanzien van klaagsters visie, doelen en theologie missen elke grondslag. Ook de ogenschijnlijk feitelijke vaststelling door de hoofdredacteur dat “de kolonisten om wie het hier ging [radicaal] zijn [..]” is absoluut onzorgvuldig.
Klaagster concludeert dat Trouw onzorgvuldig heeft gehandeld.
Trouw stelt – eveneens samengevat – het volgende. Bij het schrijven van het nieuwsbericht (de eerste publicatie) is Dros zorgvuldig te werk gegaan. Hij heeft naar de mogelijkheden die hij had, een goed onderbouwd artikel geschreven. Dros heeft voor zijn artikel diverse bronnen gebruikt en heeft – in het kader van wederhoor – tijd en moeite gestoken in het stellen van vragen aan klaagster en CFOIC. De reactie van klaagster heeft hij verwerkt in het artikel. Uit de in het artikel opgenomen citaten van haar woordvoerster blijkt duidelijk dat klaagster kolonistengeweld nadrukkelijk afkeurt. Dros heeft deze uitspraken geenszins als smoesje opgenomen, maar als verwerking van het gevraagde weerwoord. De klacht dat Trouw klaagster verbindt met het steunen van kolonistengeweld is dan ook ongegrond. Het weerwoord van CFOIC kón hij niet opnemen omdat hij daarvan (tot op heden) geen reactie heeft ontvangen.
In het artikel wordt klaagster nergens beticht van het hebben van ‘een rechts-nationalistische extreem-zionistische agenda’. Wel bevat het artikel helder en compact de denkbeelden van het christen-zionisme, en de verschillen daaromtrent tussen klaagster en de PKN-top. De door klaagster aangehaalde passages gaan hierover en zijn feitelijk juist.
Wat betreft de aantijging dat Dros informatie heeft weggelaten stelt Trouw dat het journalisten vrij staat om te bepalen uit welke invalshoek een onderwerp wordt belicht en in welke context het wordt gebracht. Het artikel gaat niet over klaagster, maar over de steun van evangelische en orthodox-protestante organisaties aan nederzettingen van Joodse kolonisten. In die context heeft Dros keuzes gemaakt. Hij heeft ervoor gekozen om de steun van klaagster aan Palestijnse christenen niet te noemen maar haar steun aan overige projecten voor arme gezinnen en gemeenschappen.
Op basis van de openbaar beschikbare informatie en de informatie die klaagster in eerste instantie heeft gegeven is het een journalistiek verantwoorde keuze geweest om in de kop en intro het meervoud ‘drones’ te vermelden. Ten tijde van de publicatie was bij Trouw niet bekend dat de bijdrage van klaagster één enkele drone betrof en dat zij niet zelf helmen heeft gekocht. Trouw ziet dit als later ingebrachte details die de informatie die klaagster en CFOC (eerder) hebben verstrekt/gepubliceerd niet tegenspreken.
Ten aanzien van de columnist, rabbijn en hoofdredacteur stelt Trouw dat hen vrij staat feiten te duiden, meningen erover te geven en de feiten in bredere context te plaatsen. In de column is duiding gegeven aan het christen-zionisme in het algemeen. In de aflevering van het ‘Theologisch Elftal’ heeft de rabbijn commentaar gegeven op dergelijke denkbeelden en datzelfde heeft de hoofdredacteur ook in zijn ‘brief’ gedaan.
Trouw concludeert dat de publicaties een op de feiten gebaseerd beeld geven van de activiteiten van klaagster en van de visie die de brede beweging van christen-zionisten aanhangt.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De kern van de klacht is dat sprake is van tendentieuze en onjuiste berichtgeving, waarbij relevante informatie is weggelaten en klaagster daardoor ten onrechte is geframed in de rechts-nationalistische-zionistische hoek. Het belang van de publicaties is daarbij onvoldoende afgewogen tegen de belangen van klaagster. De Raad zal zich daartoe beperken.
De Raad stelt vast dat het eerste artikel een nieuwsartikel betreft waar feitelijke verslaglegging voorop staat. Hiervoor geldt dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dat neemt niet weg dat de journalist een afweging moet maken tussen het belang dat met een publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.
Het is maatschappelijk en journalistiek relevant om te publiceren over de financiële steun voor nederzettingen van Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever, zeker gelet op de huidige situatie in die regio. Het werven van financiële middelen voor die nederzettingen is dan ook nieuwswaardig.
Voor Trouw bestond voldoende aanleiding om over de kwestie te berichten zoals is gedaan.
In de publicatie is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen. Niet is gebleken dat een zodanig vertekend beeld van de kwestie is gegeven dat sprake is van niet-waarheidsgetrouwe of tendentieuze berichtgeving. Trouw heeft zoveel als mogelijk de visie van klaagster ten aanzien van de financiële steun voor de nederzettingen tot uitdrukking gebracht door de woordvoerster van klaagster op dat punt te citeren. Voor zover klaagster stelt dat Trouw andere punten had moeten belichten of dat het artikel nog feitelijke onjuistheden bevat, is van belang dat klaagster de gelegenheid is geboden voor correctie of nuancering. Dat zij daarvan geen adequaat gebruik heeft gemaakt, kan Trouw niet worden tegengeworpen.
Het voorgaande in aanmerking genomen, overweegt de Raad ten aanzien van de latere drie publicaties het volgende. Gezien de opzet en toon van die publicaties zijn de bedoeling en de aard van de daarin opgenomen informatie voldoende duidelijk: de publicaties behelzen de meningen van de auteurs dan wel van de geïnterviewden. Zij zijn vrij om hun mening te geven over gebeurtenissen en (rechts)personen. Daarbij zijn stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig belichten geoorloofd. Binnen dat kader hebben zij ook een grote vrijheid om feiten te interpreteren. Niet is gebleken dat Trouw journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld door tot publicatie van deze artikelen over te gaan.
Ten slotte merkt de Raad op dat hij geen zelfstandig feitenonderzoek verricht en zich dan ook niet uitlaat over de vraag of religieuze en maatschappelijke stromingen juist zijn weergegeven en wie/welke organisatie binnen welke stroming past.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.
Relevante punten uit de Leidraad: A., B.3., C.
Relevante eerdere conclusies (onder meer): RvdJ 2024/12, RvdJ 2022/5 en RvdJ 2020/37
CONCLUSIE
De klacht is ongegrond.
Zo vastgesteld door de Raad op 4 december 2024 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, M.S. Bosgra, mr. N.A.M. van Herten en L.M. van de Langenberg MSc, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. E. Hoefnagel, plaatsvervangend secretaris.