Samenvatting
Op 1 juli 2024 is op de sociale mediakanalen van Follow the Money (FTM) een bericht verschenen met de tekst “De stichting van een voormalig fotomodel en tv-presentator haalt miljoenen op en biedt met vrijwilligers hulp aan moeders en kinderen in de kampen. Veel teamleden vertrokken er weer, door de slordige omgang met donaties. Dit schreven we een jaar geleden.” Daarbij is een geïllustreerde link opgenomen naar het artikel “Vluchtelingen op Lesbos zijn een verdienmodel voor yoga-influencer: ‘Kanonnen, er is geld nodig’” van de hand van H.E. Botje en N. Brands, dat op 1 juli 2023 is gepubliceerd.
Er is geen sprake van een herpublicatie van het artikel van 1 juli 2023 in strikte zin. De klachttermijn ten aanzien van dat artikel is verstreken. Voor zover Stichting Because We Carry (klaagster) bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van dat artikel, wordt de klacht niet inhoudelijk beoordeeld.
Echter, in de sociale mediaberichten heeft FTM (geparafraseerd) beschuldigingen aan het adres van klaagster herhaald. Het had op de weg van FTM gelegen om vooraf te onderzoeken of daarvoor (nog) voldoende grondslag bestond en zij heeft dit ten onrechte nagelaten. Dit klemt temeer omdat klaagster FTM in de tussentijd erop heeft gewezen dat onderzoeken van haar huisbank, de privébank van haar directeur en de ANBI-afdeling van de Belastingdienst positief zouden zijn afgerond. De klacht is op dit punt gegrond voor zover deze is gericht tegen de hoofdredacteur. Aangezien Botje en Brands niet op de hoogte waren van (het voornemen tot) het plaatsen van de sociale mediaberichten is de klacht tegen hen ongegrond. De Raad doet de aanbeveling aan FTM om deze conclusie ruimhartig te publiceren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
Stichting Because We Carry
tegen
H.E. Botje, N. Brands en de hoofdredacteur van Follow the Money
Mevrouw A.S. de Pous, directeur en bestuurder, heeft op 24 oktober 2024 namens Stichting Because We Carry (klaagster) een klacht ingediend tegen de heer H.E. Botje, mevrouw N. Brands en de hoofdredacteur van Follow the Money (hierna gezamenlijk: FTM). FTM heeft in eerste instantie op de klacht gereageerd op 26 november 2024 en vervolgens na verzoek van de secretaris het verweerschrift ingekort ingediend op 27 november 2024. Bij de beoordeling van de klacht is verder een aanvulling van klaagster betrokken van 6 december 2024.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 13 december 2024. Namens klaagster zijn daar De Pous, mevrouw D. van Willigenburg, lid Raad van Toezicht, mevrouw M. Speksnijder, coördinator, en mevrouw H. van den Berg, finance manager, verschenen. Aan de zijde van FTM waren Botje, Brands, en de heer H. Lensink, hoofdredacteur, aanwezig. De Pous heeft het standpunt van klaagster toegelicht aan de hand van een notitie.
DE FEITEN
Op 1 juli 2023 is op de website van FTM een artikel van de hand van Botje en Brands verschenen met de kop “Vluchtelingen op Lesbos zijn een verdienmodel voor yoga-influencer: ‘Kanonnen, er is geld nodig’”. De intro van het artikel luidt:
“De vluchtelingencrisis trekt in 2015 veel BN’ers naar het Griekse eiland Lesbos. Een van hen is voormalig fotomodel en tv-presentator. Ze haalt miljoenen op en biedt met vrijwilligers hulp aan moeders en kinderen in de kampen. Veel teamleden vertrekken er weer, door de slordige omgang met donaties.”
Vervolgens heeft De Pous op 14 december 2023 een e-mail gestuurd naar de hoofdredactie van FTM met Botje en Brands in cc. In de e-mail schrijft zij onder meer het volgende:
“Na publicatie van het artikel, kwam de nasleep. Aan de hand van zo’n artikel vol insinuaties, volgen banken en overheidsinstellingen hun protocollen. De huisbank van de stichting, mijn privé bank en de ANBI afdeling van de belastingdienst startten een maanden durend, diepgravend onderzoek. En zoals wij al wisten, maar toch goed voor jullie om te weten, zijn deze drie onderzoeken in goede orde afgerond. De uitkomst: stichting Because We Carry heeft altijd naar alle ANBI richtlijnen gehandeld. Alle jaarverslagen zijn, op enkele verbeterpunten na, compleet en correct en ook zijn alle bankzaken en transacties geverifieerd en kloppend. Follow the Money heeft zonder harde bewijzen dus onschuldige beschuldigd. Vluchtelingen zijn voor Because We Carry geen verdienmodel. Jullie hebben onze stichting met het artikel beschadigd en ons gigantisch veel extra werk gegeven. (…) Het zal FTM echter zeer zeker sieren, wanneer het artikel offline wordt gehaald. En, wij hopen dat jullie een volgende keer rechtvaardig zullen handelen.”
Daarna is op 1 juli 2024 via de Facebook-, X- en LinkedIn-accounts van FTM het volgende bericht verspreid:
“De stichting van een voormalig fotomodel en tv-presentator haalt miljoenen op en biedt met vrijwilligers hulp aan moeders en kinderen in de kampen. Veel teamleden vertrokken er weer, door de slordige omgang met donaties. Dit schreven we een jaar geleden.”
Daaronder is geïllustreerde hyperlink naar het artikel van 1 juli 2023 opgenomen, waarbij het artikel voor alle lezers (tijdelijk) gratis toegankelijk was.
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klaagster stelt – samengevat – het volgende. Op 1 juli 2024 heeft FTM via berichten op haar sociale media-accounts het artikel van 1 juli 2023 geherpubliceerd. Zij maakt allereerst bezwaar tegen de inhoud van het artikel. Volgens haar is dit door onjuistheden, misleiding en belangenverstrengeling onverenigbaar met de normen uit de Leidraad van de Raad. Klaagster heeft dit uitvoerig toegelicht. Zo is de uitspraak dat ANBI’s geen geld mogen oppotten onjuist. Of een miljoen teveel is voor een kleine stichting hangt af van de risico’s en operationele kosten. Klaagster heeft in 2021 meer uitgaven dan inkomsten gehad, dus van oppotten is geen sprake. Ook is onjuist dat De Pous een retraite met donatiegeld heeft betaald. Verder meent klaagster dat het artikel eenzijdig is, omdat FTM alleen oud-vrijwilligers uit 2015 en 2016 heeft geciteerd, terwijl er door de jaren heen 80 mensen bij haar hebben gewerkt. Daarbij is het aftreden van een bestuurder gekoppeld aan onvrede, terwijl zij een positieve reactie heeft gestuurd, nadat zij door FTM was benaderd. Verder zijn drie collega’s benaderd, maar zij komen niet terug in het artikel.
Op de zitting voegt klaagster hieraan toe dat FTM enkel oud-vrijwilligers heeft benaderd die al jaren een lastercampagne voeren tegen klaagster en De Pous. Het betreft mensen die zijn weggestuurd van Lesbos wegens protocollair ongewenst gedrag en een select groepje dat niet blij is met de werkwijze van klaagster. Klaagster voert verder aan het artikel tendentieus is. Zo wordt niet aangetoond dat hier sprake is van een verdienmodel en is De Pous geen yoga-influencer. Daarbij komt dat FTM onvoldoende aan wederhoor heeft gedaan. FTM weigerde herhaaldelijk uitnodigingen voor een gesprek bij klaagster totdat de onderzoeksfase was afgerond. Ook wekt het artikel onterecht de suggestie dat klaagster de bevindingen heeft ingezien. Bovendien was sprake van belangenverstrengeling, omdat Botje in 2021 klaagster heeft geholpen in een agressieve groepshetze en een incident met openlijke geweldpleging. De Pous heeft hierover vertrouwelijke informatie gedeeld met Botje, die optrad als mediator. Hiervan was FTM op de hoogte en deze rol is niet verenigbaar met die van journalist, aldus klaagster.
Klaagster maakt er ten slotte bezwaar tegen dat in de herpublicatie niet wordt verwezen naar de positief afgeronde onderzoeken van haar huisbank, de privébank van De Pous en de ANBI-afdeling van de Belastingdienst, terwijl zij FTM hierop heeft gewezen in de e-mail van 14 december 2023. Op de zitting laat De Pous desgevraagd weten dat zij na die e-mail nog een afsluitend telefoongesprek met Botje heeft gehad, omdat ze ervan uitging dat FTM geen verdere aandacht aan de zaak zou besteden. Klaagster beschouwt FTM nu als een onveilige partij en zij zal daarom langer moeten nadenken over het aanbod van FTM om verdere opvolging aan de kwestie te geven.
FTM stelt hier – eveneens samengevat – het volgende tegenover. Allereerst voert FTM aan dat klaagster niet ontvankelijk is in haar klacht, omdat de klachttermijn is verstreken. Volgens klaagster is een nieuwe klachttermijn gaan lopen omdat sprake zou zijn van herpublicatie op 1 juli 2024, maar dit is onjuist. Op 1 juli 2024 is slechts via de sociale media-kanalen van FTM de aandacht gevestigd op de eerdere publicatie. Verwijzing door middel van een link is geen herpublicatie. Aan het artikel zelf is sinds 1 juli 2023 niets gewijzigd. FTM brengt vaker artikelen opnieuw onder de aandacht via haar sociale media-kanalen. De reden daarvoor kan iets simpels zijn, zoals in dit geval dat het artikel precies een jaar geleden was gepubliceerd. De sociale mediaberichten worden opgesteld door de sociale media-afdeling. Botje en Brands waren niet op de hoogte gesteld van de berichten van 1 juli 2024. Mocht de Raad klaagster ontvankelijk verklaren dan zou dat een ongewenst precedent scheppen. Dat zou immers betekenen dat iedere verwijzing naar een eerdere publicatie, ook als die tientallen jaren oud is, als herpublicatie zou kunnen worden beoordeeld.
Voor het geval de Raad klaagster toch ontvankelijk verklaart, stelt FTM dat het artikel voldoet aan de eisen uit de Leidraad. De berichtgeving bevat geen feitelijke onjuistheden. Dat sprake zou zijn van het oppotten van geld door een ANBI is bijvoorbeeld het oordeel van een belastingexpert. De teruglopende reserves van 2022 kwamen verder niet aan bod, omdat het jaarverslag te laat werd gepubliceerd. Dat een retraite is betaald van donatiegeld is bevestigd door twee bronnen die de declaratie hebben ingezien. De verklaring van De Pous hierover is opgenomen in het artikel. Verder betwist FTM dat het artikel eenzijdig en tendentieus is. In een quote legt de voormalig bestuurder uit waarom ze uit het bestuur is gestapt. Ook heeft De Pous zich op sociale media geprofileerd als yoga-beoefenaar. Voorts toont het artikel wel degelijk aan dat sprake is van een verdienmodel. Ook heeft FTM aan wederhoor gedaan. FTM heeft schriftelijke vragen gesteld en wilde tot slot in het kader van hoor en wederhoor aan tafel gaan met De Pous, maar dat wees zij af. De Pous stelde namelijk als voorwaarde te willen spreken over de journalistieke integriteit van FTM. FTM heeft klaagster in het artikel ruim geciteerd en onderaan in een apart kader de reactie van De Pous opgenomen. Verder bestrijdt FTM dat Botje als mediator heeft gewerkt naar aanleiding van incidenten waarbij klaagster was betrokken. Dit betrof een eenmalige ontmoeting tussen Botje en klaagster. De incidenten van 2021 spelen in het artikel geen rol.
Op de zitting laat FTM desgevraagd weten dat door interne omstandigheden destijds niet op de e-mail van klaagster van 14 december 2023 is gereageerd. FTM staat er (nog steeds) voor open om de stukken waarnaar klaagster in deze e-mail heeft verwezen in te zien en eventueel daarna de berichtgeving aan te vullen. Hoewel FTM in oktober 2024 – nadat klaagster bezwaar had gemaakt tegen de berichtgeving van 1 juli 2024 – daartoe een handreiking heeft gedaan, heeft klaagster tot op heden die stukken niet toegestuurd.
Op de vraag of FTM uitingen op haar sociale mediakanalen als publicaties beschouwd, antwoordt FTM dat dit wat haar betreft alleen het geval is als daar ook het brengen van nieuwe ‘content’ mee is gemoeid, bijvoorbeeld als een nieuwe beschuldiging wordt geuit. In dit geval was slechts sprake van een marketing-actie. De vraag of FTM de plaatsing van het bericht op haar sociale mediakanalen als journalistieke gedraging beschouwd waarvoor de hoofdredactie verantwoordelijk is, heeft Lensink bevestigend beantwoord.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
Klaagster heeft zowel bezwaar gemaakt tegen de inhoud van het artikel van 1 juli 2023 als tegen de wijze waarop FTM op 1 juli 2024 voor dat artikel aandacht heeft gevraagd op haar sociale mediakanalen.
De Raad vindt dat met het opnemen van een geïllustreerde link naar het artikel van 1 juli 2023 geen sprake is van een herpublicatie van dat artikel in strikte zin. Feitelijk is hier sprake van een -digitale- verwijzing. Dit brengt mee dat de klachttermijn ten aanzien van de inhoud van dat artikel niet -opnieuw- is gaan lopen op 1 juli 2024. De klacht is op dit punt dus niet tijdig ingediend.
De Raad merkt hierbij op dat gelet op het huidige, laagdrempelige gebruik van dergelijke links een andersluidend oordeel ertoe zou leiden dat de termijnenregeling in de procedure van de Raad aanzienlijk aan betekenis zou verliezen. Media zouden in onzekerheid komen te verkeren over de vraag of tegen de inhoud van een artikel in de verre toekomst nog een klacht kan worden verwacht bij verwijzingen op internet. De Raad komt daarom niet toe aan de beoordeling van het klachtonderdeel dat ziet op de inhoud van het artikel van 1 juli 2023.
Het voorgaande neemt niet weg dat de Raad wel inhoudelijk kan beoordelen of met de wijze waarop in de sociale mediaberichten van 1 juli 2024 aandacht is gevraagd voor de in het artikel beschreven kwestie, journalistiek zorgvuldig is gehandeld. Het plaatsen van die sociale mediaberichten is immers een journalistieke gedraging waarvoor de hoofdredactie van FTM (eind)verantwoordelijk is en waarover de Raad zich kan uitspreken. Ook hiervoor geldt dat het belang dat met een dergelijke gedraging is gediend, moet worden afgewogen tegen de belangen die daardoor eventueel worden geschaad.
De Raad overweegt, in lijn met eerdere conclusies, dat een journalist die beweringen put uit artikelen of opnamen uit het archief, zich dient te houden aan de zorgvuldigheidseisen die gelden bij het publiceren van beschuldigingen. Hij mag er niet van uitgaan dat de eerder gepubliceerde uitlatingen van derden het karakter van onbetwiste feiten hebben gekregen doordat zij niet door de beschuldigde (zouden) zijn weersproken.
In de sociale mediaberichten zelf heeft FTM (geparafraseerd) beschuldigingen aan het adres van klaagster herhaald. Het had op de weg van FTM gelegen om hieraan voorafgaand te onderzoeken of daarvoor (nog) voldoende grondslag bestond en zij heeft dit ten onrechte nagelaten. Dit klemt temeer nu klaagster in haar e-mail van 14 december 2023 FTM heeft gewezen op drie onderzoeken van onafhankelijke instanties, die voor haar met een positief resultaat zouden zijn afgerond. FTM heeft de nieuwe informatie – die mogelijk tot een andere conclusie had kunnen leiden – ten onrechte niet meegewogen. Dat klaagster de onderzoeken niet als bijlagen bij haar e-mail heeft meegezonden, doet hieraan niet af. Het gaat hier om een zelfstandige journalistieke onderzoeksplicht van het medium. Dat de e-mail door interne omstandigheden bij FTM geen opvolging heeft gehad, moet voor rekening van FTM komen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht op dit punt gegrond is voor zover deze betrekking heeft op de hoofdredacteur van FTM. Omdat onweersproken is gesteld dat Botje en Brands (vooraf) niet op de hoogte waren van het plaatsen van de sociale mediaberichten, is de klacht tegen hen ongegrond.
Relevante punten uit de Leidraad: A. en C.
Relevante eerdere conclusies (onder meer): RvdJ 2022/14 en RvdJ 2017/28
CONCLUSIE
Voor zover de klacht is gericht tegen de inhoud van het artikel van 1 juli 2023 wordt de klacht niet inhoudelijk beoordeeld.
Voor zover de klacht is gericht tegen de wijze waarop in de sociale mediaberichten van 1 juli 2024 aandacht voor de kwestie is gevraagd, is de klacht tegen de hoofdredacteur van FTM gegrond en de klacht tegen Botje en Brands ongegrond.
De Raad doet de aanbeveling aan FTM om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.
Zo vastgesteld door de Raad op 31 januari 2025 door mr. S. Djebali, voorzitter, M.S. Bosgra mr. N.A.M. van Herten, drs. M.M. Klaassen en S.S. Sitalsing, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G. Kamminga, plaatsvervangend secretaris.
Publicatie op Follow The Money d.d. 20 maart 2025