Samenvatting
Den Haag Centraal (hierna DHC) heeft de zoon van klager als voorbeeld genomen voor het artikel “Benadeeld en afgewezen: herstel toeslagenaffaire gaat moeizaam”. In het artikel diskwalificeert de zoon zijn vader, waarbij de niet veel voorkomende voornaam van de zoon en de eveneens niet veel voorkomende gemeenschappelijke achternaam zijn vermeld. Hiermee heeft DHC de privacy van klager onnodig geschonden. Verder heeft DHC ten onrechte nagelaten wederhoor toe te passen en onvoldoende ondernomen om te komen tot een adequate klachtafhandeling. De klacht is daarom gegrond. De Raad doet de aanbeveling aan DHC om deze conclusie ruimhartig te publiceren.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van
X
tegen
de hoofdredacteur van Den Haag Centraal
De heer X te [woonplaats] (klager) heeft op 7 augustus 2024 een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van Den Haag Centraal (hierna DHC). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 15 augustus, 6 september, 23 september en 10 oktober 2024.
De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 15 november 2024. Klager is daar verschenen, vergezeld door zijn partner. Namens DHC was de heer H. Rosenberg, hoofdredacteur, aanwezig.
DE FEITEN
Op 20 juni 2024 is in de papieren versie en op de website van DHC een artikel verschenen met de kop “Benadeeld en afgewezen: herstel toeslagenaffaire gaat moeizaam”. Boven het artikel staat een foto van een jongeman voor het gemeentehuis in Den Haag met (aanvankelijk) het onderschrift “Foto: [Y] werd als gevolg van de kindertoeslagenaffaire uit huis geplaatst.” De intro van het artikel luidt:
“De hersteloperatie voor slachtoffers van de kindertoeslagenaffaire is een doolhof voor ontvangende én uitvoerende partijen. Het is nu voor het eerst dat een kind van een gedupeerde tegen het beleid van de gemeente Den Haag in beroep gaat.”
Het artikel gaat verder met de volgende passage:
“Twaalf jaar oud was [Y] toen hij merkte dat het niet goed ging met zijn ouders. “Ze hadden veel ruzie, achteraf denk ik dat het door de schulden kwam. […]” De spanningen in het gezin liepen op en zijn ouders gingen scheiden. Zijn moeder raakte verslaafd aan alcohol en kon niet langer voor [Y] zorgen, oordeelde een jeugdbeschermer. Hij werd uit huis geplaatst en kwam bij zijn vader te wonen, in een onveilige leefsituatie. “Mijn vader mishandelde en verwaarloosde mij. Ik kan nu wel zeggen dat het grootste trauma door hem komt.””
Klager is de bedoelde vader.
Op 5 augustus 2024 heeft klager zijn bezwaren over het gebruik van de voornaam van zijn zoon in combinatie met de gemeenschappelijke achternaam voorgelegd aan DHC. Ook heeft hij zich erover beklaagd dat geen wederhoor heeft plaatsgevonden, terwijl hij makkelijk herleidbaar is en wordt gediskwalificeerd.
Diezelfde dag heeft DHC onder het online artikel het volgende tekstblok geplaatst:
“Reactie van de vader van [Y]
De vader van [Y] laat per mail (d.d. 5 augustus 2024) weten zich niet te herkennen in wat [Y] over hem zegt. Hij schrijft dat ‘in het artikel meerdere leugens [worden] verspreid die op mij betrekking hebben’ en dat ook nooit officieel is geconstateerd dat van misstanden sprake was.
[deze nagekomen reactie is op 5 augustus 2024 toegevoegd aan het artikel, tevens is de achternaam van [Y] verwijderd]”
Op 8 augustus 2024 heeft DHC de achternaam verwijderd uit zowel het artikel als het foto- onderschrift. Ook heeft zij in de intro een asterisk geplaatst na de voornaam van de jongen, met de volgende toelichting onderaan het artikel:
“* De achternaam van [Y] is bij de hoofdredactie bekend, maar wordt om redenen van privacy niet vermeld.”
DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Klager stelt – kort samengevat – het volgende. Het artikel is tot stand gekomen door onzorgvuldige journalistiek omdat geen wederhoor heeft plaatsgevonden. Dit had wel moeten gebeuren omdat hij in verband wordt gebracht met vermeende mishandeling en daarmee wordt gediskwalificeerd. Het achterwege laten van wederhoor is in dit geval des te kwalijker omdat hij makkelijk herleidbaar is vanwege de vermelding van de voornaam van zijn zoon in combinatie met hun gemeenschappelijke achternaam. Door die vermelding is bovendien zijn privacy onnodig geschonden.
Een oplossing voor de klacht zou zijn als het artikel wordt verwijderd van zowel de website als de sociale media kanalen van DHC. Een andere oplossing zou zijn als het stuk wordt herschreven zonder diskwalificatie van klager. De door DHC gekozen oplossing om te citeren uit zijn e-mail, waarin hij zijn beklag doet over het artikel, is niet passend. Hij is namelijk nog altijd herleidbaar, terwijl hij in verband wordt gebracht met beschuldigingen van mishandeling, aldus klager.
DHC stelt hier – eveneens samengevat – het volgende tegenover. In het artikel staat niet de gezinssituatie van klager centraal, maar de afwikkeling van de toeslagenaffaire en het gemeentelijk handelen in dit dossier. Daarom is alleen wederhoor toegepast bij de gemeente. Het was beter geweest als ook bij klager wederhoor had plaatsgevonden, maar in situaties als deze is dat altijd lastig; het woord van het ene gezinslid komt dan te staan tegenover dat van het andere gezinslid. In dit geval betekent dat concreet dat het woord van klager tegenover dat van zijn zoon staat, wiens verhaal DHC geloofwaardig vindt.
Hoewel de vermelding van de familienaam niet van belang is voor de nieuwswaarde is hij aanvankelijk wel vermeld omdat dit van belang is voor de betrouwbaarheid van de berichtgeving.
Achteraf gezien was het beter geweest om de achternaam niet te vermelden. Normaal gesproken gebeurt dat alleen op verzoek van de betrokkene. Daarvan was hier geen sprake.
Dat de privacy van een derde persoon (indirect) werd geschonden, heeft DHC zich onvoldoende gerealiseerd. Niettemin bestaat voor het herschrijven of verwijderen van het artikel geen aanleiding.
Om klager toch tegemoet te komen heeft DHC aan het online artikel een wederhoorblok toegevoegd, waarin de reactie van klager op de aantijgingen van zijn zoon is opgenomen. Bovendien is de familienaam verwijderd.
Op de zitting heeft Rosenberg desgevraagd erkend dat het goed zou zijn geweest als hij met klager in gesprek was gegaan. Verder heeft hij toegezegd na te gaan of de aanpassingen ook zijn doorgevoerd op de sociale media kanalen van DHC.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
De kern van de klacht is drieledig. Klager stelt dat hij door het vermelden van de voornaam van zijn zoon in combinatie met de gemeenschappelijke achternaam makkelijk herleidbaar is, waardoor zijn privacy is geschonden. Bovendien heeft ten onrechte geen wederhoor plaatsgevonden hoewel hij wordt gediskwalificeerd. Verder meent klager dat DHC de klacht niet passend heeft opgelost. De Raad zal zich hiertoe beperken.
De Raad stelt vast dat in de publicatie het verhaal van de zoon van klager als voorbeeld dient voor de afhandeling van de toeslagenaffaire door de gemeente Den Haag. In die context is de zoon van klager geïnterviewd en behelst het artikel zijn persoonlijke verhaal, inclusief zijn visie op gebeurtenissen binnen het gezin. De publicatie bevat geen feitelijke verslaglegging daarover.
De journalist en zijn redactie zijn vrij in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dit neemt echter niet weg dat de journalist in het algemeen een afweging moet maken tussen het belang dat met een publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad. Verder geldt dat in een publicatie de privacy van personen niet verder mag worden aangetast dan in het kader van de berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. Een inbreuk op de privacy is onzorgvuldig wanneer deze niet in redelijke verhouding staat tot het maatschappelijk belang van de publicatie. Ook in dit opzicht dient dus een belangenafweging plaats te vinden.
Het vermelden van de niet veel voorkomende voornaam van de zoon van klager in combinatie met de gezamenlijke, eveneens niet veel voorkomende achternaam heeft geleid tot onnodige vergroting van de herleidbaarheid van klager in zijn omgeving. Daarmee is de privacy van klager onnodig aangetast, zoals de hoofdredacteur ook heeft erkend. Daarbij komt dat het weglaten van de combinatie van persoonlijke gegevens geen afbreuk doet aan de inhoud en nieuwswaarde van het artikel. DHC heeft aldus geen goede afweging gemaakt tussen het belang dat met de publicatie is gediend en de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.
Wederhoor hoeft in beginsel niet te worden toegepast bij publicaties die kennelijk een persoonlijke mening bevatten. Niettemin kan een publicatie iemands belang zodanig raken dat het toepassen van wederhoor toch op zijn plaats is. De Raad meent dat, gezien de gevoeligheid van het onderwerp en gelet op de belangen van klager, in dit specifieke geval ook wederhoor bij klager had moeten worden toegepast. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat de herleidbaarheid van klager onnodig is vergroot.
Het voorgaande leidt ertoe dat DHC met de publicatie journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld.
Vervolgens is de vraag of dit voldoende is hersteld met de door DHC aangebrachte aanpassingen in het online artikel. De Raad vindt dat dit niet het geval is.
Afgezien van het feit dat de aanpassingen alleen zijn gedaan in de online versie en dus niet de lezers van de papieren versie hebben bereikt, heeft DHC onvoldoende gezocht naar mogelijkheden om meer tegemoet te komen aan klagers bezwaren. Door alleen de gemeenschappelijke achternaam te verwijderen, is klager nog altijd herleidbaar (zij het iets minder) en kan hij nog steeds in verband worden gebracht met de geuite diskwalificatie. Gelet op het voorgaande en gezien de ernst van de aantijgingen kan bovendien het toevoegen van het tekstblok waarin is geciteerd uit klagers klachtbrief niet worden aangemerkt als een adequaat herstel van het achterwege laten van wederhoor.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht gegrond is.
Relevante punten uit de Leidraad: B.3, C.1 en D.
Relevante eerdere conclusies (onder meer): RvdJ 2024/7, 2023/5 en 2021/10
CONCLUSIE
De klacht is gegrond.
De Raad doet de aanbeveling aan Den Haag Centraal om deze conclusie integraal of in samenvatting te publiceren.
Zo vastgesteld door de Raad op 16 januari 2025 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, Y. Lange, dr. J. Luttikhold, L.C. Hauben en E. Schievink, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. E. Hoefnagel, plaatsvervangend secretaris.
Publicatie op 23 januari 2025 in Den Haag Centraal.
De gehele conclusie is in extenso aan het online artikel toegevoegd.