2021/49 Zorgvuldig

A. Gökçe en Dadim Gastouders BV / J. Frederik en de hoofdredacteur van De Correspondent

Samenvatting

J. Frederik heeft in het door De Correspondent uitgegeven boek “Zo hadden we het niet bedoeld – De tragedie achter de toeslagenaffaire” een reconstructie gegeven van de totstandkoming van de toeslagenaffaire. Daarbij wordt bericht over A. Gökçe en diens gastouderbureau Dadim Gastouders BV (klagers). Niet is gebleken dat in het boek een zodanig vertekend beeld van klagers is gegeven, dat sprake is van niet-waarheidsgetrouwe of tendentieuze berichtgeving. De reconstructie is onderbouwd met bronnen, er is voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten en beweringen, en op juiste wijze wederhoor toegepast. Het is ongelukkig dat enkele door klagers voorgestelde aanpassingen niet voor het verschijnen van de eerste druk zijn verwerkt. Deze omissie is op adequate wijze hersteld. Frederik en De Correspondent hebben journalistiek zorgvuldig gehandeld.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van

A. Gökçe en Dadim Gastouders BV

tegen

J. Frederik en de hoofdredacteur van De Correspondent

De heer A. Gökçe heeft op 8 augustus 2021 mede namens zijn onderneming Dadim Gastouders BV (hierna gezamenlijk: klagers) een klacht ingediend tegen de heer J. Frederik en de hoofdredacteur van De Correspondent (hierna gezamenlijk: De Correspondent). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 30 september 2021 en 4 oktober 2021.

De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 8 oktober 2021. Aan de zijde van klagers waren de heer Gökçe en mevrouw R. Leijten, Tweede Kamerlid, aanwezig. Namens De Correspondent zijn de heer Frederik, de heer M. Martijn, journalist, en de heer A. Jonkers, adjunct-uitgever, verschenen. Beide partijen hebben hun standpunt toegelicht aan de hand van een notitie.

DE FEITEN

Op 9 februari 2021 heeft De Correspondent het boek “Zo hadden we het niet bedoeld – De tragedie achter de toeslagenaffaire” van de hand van onderzoeksjournalist Frederik uitgegeven. Op de achterzijde van het boek is het volgende vermeld:
“Tienduizenden families werden vermalen door de overheid. Relaties liepen op de klippen, banen raakten verloren, levens werden verwoest. In wat bekend kwam te staan als de toeslagenaffaire werden jaren aan kinderopvangtoeslagen teruggevorderd. Met desastreuze gevolgen.
In een thriller van een reconstructie laat onderzoeksjournalist Jesse Frederik zien hoe de toeslagenaffaire tot stand kwam. Het ontluisterende antwoord: vrijwel iedereen – ministers, Kamerleden, ambtenaren, journalisten – deed wat je van ze zou verwachten, en juist daardoor liep alles mis.”

Het boek bevat een reconstructie van de totstandkoming van de toeslagenaffaire, waarbij in de hoofdstukken 7 tot en met 9 aandacht wordt besteed aan klagers en de echtgenote van Gökçe. Het boek bevat onder meer de volgende passages:
“Eind 2017 barst de toeslagenaffaire alsnog los. De Appelbloesem en De Parel zijn dan al lang vergeten, maar nu vormt een klein Eindhovens gastouderbureau de aanleiding voor de ophef. En dit verhaal zal al zo snel zo veel vertakkingen krijgen dat het bijna niet meer te volgen is. Etnisch profileren. Liegen voor de rechtbank. Zwarte lijsten. Afpakjesdag. Afplakjesdag. Maar het begint allemaal met één mailtje. (…) Het is september 2013 als deze mail van een inspecteur van GGD Haaglanden binnenkomt bij de Belastingdienst. Het gaat over een gastouder die wordt bemiddeld door gastouderbureau Dadim (Turks voor ‘Mijn oppas’). Eerder had de GGD al geklaagd over de gebrekkige administratie van het gastouderbureau uit Eindhoven, maar dit keer staan de fraudebestrijders van het CAF [het Combiteam Aanpak Facilitators van de Belastingdienst, RvdJ] in de startblokken. De CAF-inspecteurs besluiten begin november een bezoek te brengen aan een zestiental oppasouders van Dadim. In hun verslagen staat dat er bij sommige oppasouders het nodige schort aan de opvang. Dat er bij één gastouder verdacht hoge uren worden geschreven: 230 uur per maand bij een schoolgaand kind. Bij een andere gastouder is de urenstaat alvast voor de rest van het jaar ingevuld, terwijl er bij weer een ander juist niets is ingevuld. Bij nog weer een andere gastouder blijken ook de opvanguren in de peuterspeelzaal in de aanvraag voor kinderopvangtoeslag te staan.”
In de bij deze laatste zin geplaatste voetnoot 125 staat:
“Naar aanleiding van de reconstructie in dit boek zegt Ahmet Gökçe hierover: ‘Dat er urenlijsten op 13 november 2013 helemaal zijn ingevuld vind ik op zich niet vreemd. Het jaar is bijna voorbij. Vraagouders met een constant werkrooster kunnen juist wel al weten welke dagen ze de maand nadien nodig hebben als het gaat om opvang. Dus ik kan me wel voorstellen dat de maand december 2013 ook is ingevuld.’”

En:
“Bij de meeste gastouders is er niets zinnigs te zeggen over de opvangafspraken: er zijn geen urenstaten, contracten of betalingsbewijzen aanwezig. De helft van de gastouders spreekt geen of slecht Nederlands (een wettelijk vereiste voor het gastouderschap) en bij vrijwel geen van de ouders treffen de inspecteurs op het moment van bezoek kinderen aan. (Later blijken voor elf van de niet-aanwezige kinderen alsnog opvanguren te zijn ingevuld voor die dag.)”
In de bij deze laatste zin geplaatste voetnoot 127 staat:
“Naar aanleiding van de reconstructie in dit boek zegt Ahmet Gökçe hierover: ‘Een verklaring hiervoor is dat de kinderen op het tijdstip van bezoek van de belastinginspecteurs nog niet bij de gastouder waren en dit gedurende de dag wel zijn geweest. De tijdstippen van de bezoeken van de vier koppels van belastinginspecteurs zijn niet bekend en daarom niet meer verifieerbaar.’”

En:
“Net als gastouderbureau De Appelbloesem bemiddelt Dadim met name bij misbruikgevoelige familieoppas. (…) Als het CAF een overzicht van het aantal opvanguren opvraagt bij Dadim blijkt dat 52 kinderen meer dan 200 uur opvang per maand genieten, en er voor 26 kinderen zelfs voor het wettelijk maximum van 230 uur per maand toeslag wordt aangevraagd. (Dat is ongeveer elf uur opvang per dag, vijf dagen per week, 52 weken per jaar.) Er zit zelfs een kind van negen bij dat voor 230 uur per maand wordt opvangen, terwijl een kind van die leeftijd ook nog naar school moet. De bevindingen van de inspectie zijn aanleiding voor een verdergaand onderzoek dat de codenaam ‘CAF 11 Hawaii’ krijgt.”
en:
“Op 21 mei 2014 is het zover. De inspecteurs gaan op bezoek bij eigenaar Ahmet Gökçe van Dadim. (…) De CAF-inspecteurs stuiten op allerhande administratieve curiositeiten: een kind dat meer dan 200 uur per maand wordt opgevangen, zelfs op feestdagen en op niet-bestaande dagen als 32 januari, 29 februari, en 31 en 32 september; een baby die in november is geboren blijkt in december al 230 uur opvang te hebben genoten; een gastouder die in het westen van het land woont en vijf dagen per week kinderen opvangt uit het oosten van het land.”
In de bij deze laatste zin geplaatste voetnoot 132 staat:
“Naar aanleiding van de reconstructie in dit boek zegt Ahmet Gökçe hierover: ‘In de urenlijsten is te zien dat op “vrijdag 32 januari” de vraagouder per abuis 9 uur heeft ingevuld maar de vrijdag 1 februari weer niet. Met betrekking tot 1 januari, 24 en 25 december en andere officiële feestdagen: dit soort officiële dagen zijn voor veel burgers gewoon werkdagen. Ons klantenbestand bestond onder meer uit ouders die in de zorg, in de catering werkten, ondernemer zijn of die vanwege geloofsovertuiging op deze dagen niet per se vrij hoefden te zijn.’”

En:
“Een van de dossiers bevat een berekening van Dadim van de kinderopvangtoeslag die aangevraagd kan worden, wat de gastouder vervolgens aan belasting moet betalen, en wat er dan nog overblijft. De berekening noemt dit overblijfsel: het ‘familievoordeel’. De boekhouding van Dadim is niet op orde, zo constateren de inspecteurs.”
en:
“Naar aanleiding van de reconstructie in dit boek zegt Gökçe eind 2020:
Ik kan u vertellen [dat] deze dag en de dagen daarna de pijnlijkste dagen van mijn leven zijn als ik daaraan terugdenk. De CAF-inspecteurs zeiden dat mijn organisatie door de vraagouders werd gebruikt voor misbruik en fraude met kinderopvangtoeslag. De inspecteurs hadden de houding van ‘wat je ook laat zien, wij geloven het toch niet’. Achteraf blijkt dat dit kwam omdat de CAF-inspecteurs vooringenomen waren. Ik werd opgezet tegen mijn klanten. Een onjuiste voorstelling van de situatie werd geschept. Aan het einde van de dag heb ik de uitspraken vanuit dat beeld gedaan. Toen de inspecteurs weg waren heb ik mij in de periode daarna weten te herpakken.”
en:
“Het ziet er, kortom, niet goed uit voor Dadim. Van een gastouderbureau verwacht de overheid toezicht, en daar lijkt het aan te schorten. Maar is Gökçe dan ook zo’n schimmige tussenfiguur, zo’n ‘facilitator’, waar het CAF op jaagt? (…)
Het is slordig en nalatig, maar bewijs van criminele praktijken vinden ze uiteindelijk niet. (…)
In februari 2015 sluit het CAF het onderzoek naar Dadim. ‘Eindconclusie: geen strafzaak’; staat in het logboek van de zaak. ‘Gesprek met Gökçe teneinde hem te overtuigen van het belang van een betrouwbare administratie.’”
en:
“Intussen krijgen de ouders die bij Dadim zijn aangesloten voor de opvang van hun kinderen vanaf september 2014 een fiscaal tapijtbombardement te verduren. ‘Trigger zijn signalen over mogelijk misbruik’, noteert een CAF-medewerker op het formulier voor het ‘productieregister’. De maatregelen zijn nogal drastisch, want bij het onderzoek naar de gastouders en het gastouderbureau waren weliswaar misstanden aangetroffen, maar er waren ook ouders bij wie helemaal niets aan de hand was. En deze maatregelen, die worden genomen in afwachting van vervolgonderzoek, treffen álle ouders van Dadim.” 
In de bij deze laatste zin geplaatste voetnoot 139 staat:
“Het CAF-onderzoek richtte zich niet alleen op ouders die bij Dadim waren aangesloten, maar ook op ouders die van dezelfde gastouders gebruikmaakten. Gastouders kunnen namelijk via meerdere gastouderbureaus hun werk doen.”

En:
“Het GGD-rapport uit 2011 waar de twee journalisten naar verwijzen bevat inderdaad de nodige klachten over Dadim. Bijna de helft van de 31 bezochte gastouders, zo staat er, was de Nederlandse taal niet machtig. In de verslagen van huisbezoeken bij gastouders noteerde Dadim dat de tuin er goed uitzag, terwijl er geen tuin was, dat de keuken netjes was afsloten, terwijl er een open keuken was, dat de kelder veilig was, terwijl er geen kelder was. De GGD-inspecteurs vroegen gastouders ook hoe het nou zat met die controle op tekenbeten die in vrijwel ieder risico-inventarisatierapport van Dadim stond beschreven. ‘Meeste ouders keken op als we dit item benoemden daar zij niet wisten wat teken waren en zij nooit in aanraking zouden kunnen komen met teken’, aldus het rapport. Afijn, dat was in 2011. Er was inmiddels het nodige verbeterd bij Dadim, en de GGD-rapporten over 2012 en 2013 waren positief over het gastouderbureau. Klein en Kleinnijenhuis vragen zich dan ook af waarom Dadim in oktober 2013 alsnog werd onderzocht door het CAF. Klein spreekt voor zijn reconstructie weer met Ahmet Gökçe (‘een broertje dood aan slachtofferschap, type ondernemer, iets van je leven maken’) over zijn strijd tegen de Belastingdienst. ‘Wij hadden onze administratie altijd keurig op orde’, zegt hij. ‘Ik was geshockeerd door die rare verhalen.’ Gökçe vreest voor etnische profilering. ‘Ik zou heel verdrietig zijn als zou blijken dat die tweede nationaliteit een rol heeft gespeeld’, zegt hij. Onvermeld in de artikelen van RTL en Trouw is dat er juridisch helemaal geen aanleiding nodig is om een bezoek af te leggen aan gastouders of gastouderbureaus, ieder gastouderbureau moet volgens de wet namelijk meewerken aan een onderzoek naar het recht op toeslagen. Dus wat valt er te winnen met het bewust verkeerd dateren van een oud GGD-rapport? Ook zonder enig bewijs konden de inspecteurs immers een bezoek brengen aan Dadim.”

En in een paragraaf met de titel “Gökçes geheugen” is nog het volgende vermeld:
“In de Tweede Kamer wordt geschokt gereageerd op de reconstructie van Pieter Klein. ‘Je zal maar een van de ouders zijn en dit horen: dat er nepbewijs gebruikt wordt om fraude aan te tonen’, zegt Helma Lodders (VVD) voor de RTL-camera’s. Het ‘nepbewijs’-artikel van Klein ging echter over de aanleiding om bezoeken te brengen aan Dadim en zijn gastouders, niet over wat daar werd aangetroffen, niet over het recht op kinderopvangtoeslag van de ouders. Maar die nuance verdwijnt volledig in het fluisterspel in de media. (…)
Ahmet Gökçe wordt naar aanleiding van de berichtgeving uitgenodigd in verschillende televisieprogramma’s. Hij zit de volgende dag bij talkshow Op1, waar hij vertelt dat het hem nog steeds niet duidelijk is wat nu het probleem was met zijn gastouderbureau. ‘U heeft allen een migrantenachtergrond: is er reden om aan te nemen dat dit meer is dan toeval?’, vraagt presentator Jeroen Pauw aan Gökçe. En zo gaat het maar door. ‘Bij de Belastingdienst geloven ze je niet op je blauwe ogen, en als je geen blauwe ogen hebt, dan wordt het nog lastiger’, zo kondigt een presentator van Omroep Brabant een interview met Ahmet Gökçe aan. ’Ik heb in vijf jaar tijd nog geen reden van de Belastingdienst gehoord waarom de toeslagen zijn ingetrokken’, stelt Gökçe. ‘In vijf jaar tijd krijg jij niet te horen wat het is geweest?’, zegt de presentator. ‘Nee’, antwoordt Gökçe.
Gökçes geheugen laat hem in de steek. Hij is in mei 2014 samen met de CAF-inspecteurs tien dossiers doorgelopen, waarna hij zelf zei dat hij ‘het somber inzag’. Hij heeft in mei 2016 een rapport gekregen met daarin nog eens een samenvatting van de bevindingen van het CAF. Hij heeft in juni 2016 twee gesprekken gevoerd op het kantoor van Toeslagen, waarin is gesproken over wat er allemaal schortte. Hij heeft in april 2017 nog eens besprekingen bij de Belastingdienst gevoerd over de afhandeling van beroepszaken van zijn klanten. Zijn echtgenote treedt op in beroepsprocedures van Dadim-ouders, waarin de Belastingdienst per zaak motiveert waarom er geen recht op toeslag is. En hij heeft zelf in februari 2019 een civiele zaak verloren bij de rechtbank van Den Haag, een zaak die hij nu wil schikken. Deze feiten ontbreken in de artikelen van Trouw en RTL Nieuws over ‘nepbewijs’ en in de vele artikelen, reportages en interviews in andere media die daarop volgen, hoewel de relevante documenten dan al zijn vrijgegeven door de Belastingdienst. Ahmet Gökçe schrijft in een reactie op de reconstructie in dit boek: ‘Ik maak ernstig bezwaar tegen de waar-rook-is-is-vuur-benadering. Dit is waar ik nu al zes jaar tegen strijd, omdat mijn goede naam erdoor werd en wordt aangetast. Het herhalen van dergelijke ongefundeerde, onjuiste beschuldigingen komt neer op journalistiek zeer onzorgvuldig handelen en op laster en smaad.’”

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Klagers stellen, samengevat, het volgende. De passages die gaan over hen en Dadim-ouders zijn eenzijdig en tendentieus. Aan die passages ligt geen deugdelijk onderzoek ten grondslag, onder meer doordat Frederik gebruik heeft gemaakt van bronnen die met klagers in conflict zijn. Bovendien is op onjuiste wijze wederhoor toegepast, waarbij de reactie van Gökçe onvoldoende is verwerkt. Volgens klagers is hierdoor sprake van karaktermoord. Zij hebben uitvoerig de achtergronden van de kwestie geschetst en hun standpunten uitgebreid toegelicht. Zij menen dat de strekking van de passages over hen is, dat zij dubieus en fout hebben gehandeld en dat de Belastingdienst correct heeft gehandeld. Zonder nuancering wordt gesproken over fouten van Dadim-ouders, terwijl het gaat om de gehele groep ouders die in het kader van het project CAF 11 Hawaii is onderzocht. Fouten van 70 ouders die geen klant waren van klagers, zijn ten onrechte aan Dadim gekoppeld.
Verder is Gökçe ten onrechte het verwijt gemaakt dat hij op 16 juni 2016 in een gesprek op het hoofdkantoor van Toeslagen in Utrecht als noodgreep de racismekaart heeft getrokken. Frederik had moeten onderkennen dat van dat gesprek geen officieel gespreksverslag is gemaakt en dat de weergegeven informatie uit een eenzijdige notitie afkomstig is. Frederik had daarom bij Gökçe moeten verifiëren of het vermelde daadwerkelijk door hem naar voren was gebracht. Dat was namelijk niet het geval; etnisch profileren is in dat gesprek niet aan de orde geweest. Wel heeft Gökçe geconstateerd dat van de ouders ook de tweede nationaliteiten stonden geregistreerd. Omdat de Belastingdienst geen uitleg gaf over de noodzaak van die registratie voor de toekenning van de kinderopvangtoeslag, heeft Gökçe daarvan melding gemaakt bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Uit onderzoek is gebleken dat de registratie van de tweede nationaliteiten  inderdaad onrechtmatig was. Die uitkomst heeft Frederik ten onrechte niet vermeld. Ook achten klagers het in dit verband opvallend dat Frederik geen melding heeft gemaakt van de antwoorden van Gökçe in diverse talkshows, waaruit kan worden afgeleid dat hij de Belastingdienst geen verwijt maakt over etnisch profileren, maar alleen uitleg wil over de registratie van de tweede nationaliteiten. Klagers vinden voorts dat Frederik te makkelijk voorbijgaat aan de fouten van de Belastingdienst, waaronder de omstandigheid dat er geen gegronde reden was voor fraudeonderzoek. Zij benoemen in dit verband uitvoerig een aantal fouten van de Belastingdienst, halen procedures aan die de echtgenote van Gökçe heeft gevoerd voor getroffen ouders en maken bezwaar over de wijze waarop de echtgenote van Gökçe in het boek wordt neergezet.
Klagers voeren verder aan dat Frederik op onjuiste wijze wederhoor heeft toegepast. Gökçe is voor het eerst door Frederik benaderd op 9 oktober 2020. Vervolgens heeft Gökçe laten weten dat hij vragen zou beantwoorden en heeft zijn zorgen geuit over het manuscript. Frederik heeft hem toen bericht dat hij na het verwerken van de antwoorden van Gökçe, de relevante passages aan hem zou toesturen zodat hij die kon controleren op feitelijke onjuistheden. Daarna hebben zij meermaals contact gehad. Tenslotte hebben zij op 12 januari 2021 een langdurig gesprek gehad, waarin Gökçe nog aanvullende vragen heeft beantwoord en een reactie heeft gegeven op het ter inzage gegeven manuscript. Het gesprek is afgesloten met de afspraak dat Gökçe zijn opmerkingen aan Frederik zou sturen. Nog voor hij dat had gedaan, zag Gökçe dat Frederik op 18 januari 2021 werd geïnterviewd in het televisieprogramma Op1, waarbij de presentator het boek in handen had. Frederik heeft in dat programma bovendien onjuist over de kwestie uitgelaten. Klagers hebben dan ook de indruk dat het boek al klaar was, voordat Gökçe zijn reactie heeft kunnen geven. Met de reactie van Gökçe is ook niets, althans onvoldoende, gedaan. De door Frederik toegezegde wijzigingen zijn niet doorgevoerd. Bovendien was aanvankelijk melding gemaakt van ‘gebrekkige administratie’, wat Frederik naar aanleiding van de reactie van Gökçe heeft aangepast in ‘administratieve janboel’. Klagers zijn het met die benaming niet eens. Zij willen dat de wijzigingen alsnog worden aangebracht. Bij de afwikkeling van de klacht heeft De Correspondent ten aanzien van een aantal aanpassingen toegezegd dat alsnog te doen in een eventuele derde druk. Aangezien er geen zicht is op een derde druk en het boek digitaal kosteloos wordt aangeboden, hoeven klagers daarop niet te wachten.
Klagers vinden dat gezien de omvang, ernst en maatschappelijke gevolgen van de toeslagenaffaire geen feitelijke onjuistheden in het boek mogen staan. Gökçe heeft herhaaldelijk geprobeerd Frederik ter zake van uitleg te voorzien, zodat er geen onjuistheden in het boek zouden sluipen. Dat is echter niet gelukt, waardoor er vele onjuistheden in het boek zijn blijven staan en dat is onacceptabel, aldus klagers.

De Correspondent heeft daar, eveneens kort samengevat, het volgende tegenover gesteld. De kinderopvangtoeslagenaffaire is een Nederlandse politieke affaire die betrekking heeft op verdenkingen van misbruik van kinderopvangtoeslagen en de zeer strikte en strenge terugvorderingen van uitgekeerde toeslagen. De toeslagenaffaire heeft onder meer geleid tot het aftreden van het kabinet Rutte-III. In de toeslagenaffaire is de Belastingdienst als een beul te werk gegaan, maar ook de Tweede Kamer, de ministeries en de rechtspraak hebben grote steken laten vallen; dat is waar het boek over gaat.
Het was onvermijdelijk om ook over klagers te schrijven. De toeslagenaffaire begon dankzij berichtgeving in de media over het onderzoek naar Dadim en de bij haar aangesloten ouders. Dadim kwam in september 2013 in het vizier van het Combiteam Aanpak Facilitators (CAF) wegens het faciliteren van misbruikgevoelige familie-oppas, het overnemen van klanten van twee gastouderbureaus waar al een FIOD-onderzoek naar liep en een e-mail van een GGD-medewerker over diens bevindingen bij een gastouder. De Belastingdienst mocht wettelijk gezien onderzoek doen naar de handelwijze van klagers. Anders dan zij stellen, is er veel informatie voorhanden waaruit blijkt dat bij het onderzoek (administratieve) onregelmatigheden zijn aangetroffen. Die onvolkomenheden zijn in verschillende onderzoeken en in rechtszaken bevestigd. Er was dan ook voldoende aanleiding om te spreken over een ‘administratieve janboel’ bij Dadim. Het is weliswaar juist dat de aantallen ouders in het CAF-11 onderzoek niet exact overeenkomen met Dadim-ouders, maar dit is uitgelegd in voetnoot 139 en betreft slechts een nuance (slechts 1,7 procent had geen direct of – via gastouders – indirect verband met Dadim). Dat er geen strafzaak tegen klagers is gestart omdat fraude niet is bewezen, betekent niet dat het gastouderbureau geen enkele fout heeft gemaakt en dat de handelwijze van klagers niet mocht worden onderzocht.
De Correspondent heeft met behulp van een uitgebreide tijdlijn aangevoerd dat uitvoerig onderzoek is verricht, waarbij is getracht bij klagers informatie te vergaren, en dat klagers herhaaldelijk de mogelijkheid van wederhoor is geboden. Gökçe heeft meerdere malen het manuscript of relevante delen daarvan ontvangen, waarna hij voldoende tijd kreeg om feitelijke onjuistheden en onduidelijkheden aan te wijzen, zowel schriftelijk als tijdens een gesprek. De kernpunten van de passages die over klagers gaan hebben zij niet weten te ontzenuwen met documenten. Naar aanleiding van de reacties van klagers zijn enkele aanpassingen doorgevoerd. Na de publicatie van de eerste druk bleek dat enkele verbeteringen niet waren verwerkt. Dat is alsnog gebeurd op de dag van de constatering, in maart 2021, in het e-book, het audioboek en de gratis online versie. Deze punten zullen ook worden verwerkt in de derde druk van het boek, in oktober 2021. Het gaat om aanpassingen van ondergeschikt belang (data en herformuleringen) die geen invloed hebben op de strekking van het verhaal of de daarin geschetste rol van klagers.
Verder meent De Correspondent dat veel bezwaren van klagers onvoldoende concreet of feitelijk onjuist zijn, dan wel berusten op een onwelwillende lezing. Zo halen klagers in hun betoog vaak het (rechtmatig) terugvorderen van te veel ontvangen toeslagen enerzijds en het (onrechtmatig) stopzetten van toeslagen anderzijds door elkaar. Daarbij komt dat klagers een aantal klachtonderdelen niet eerst aan de (hoofd)redactie hebben voorgelegd. Bovendien hebben klagers geen rechtstreeks belang voor zover zij klagen over passages die betrekking hebben op de echtgenote van Gökçe, de Dadim-ouders en het handelen van de Belastingdienst.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Kern van de klacht is dat ten aanzien van klagers sprake is van eenzijdige en tendentieuze berichtgeving, zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestaat, waarbij op onjuiste wijze wederhoor is toegepast. De Raad zal zich tot deze kern beperken.

De Raad stelt voorop dat media een belangrijke taak hebben om misstanden in de samenleving aan de kaak te stellen. Daarbij komt dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht.

In het licht van het voorgaande stond het Frederik vrij een analyse van de toeslagenaffaire te geven die afwijkt van de heersende gedachten en dat in het boek op de wijze te verkondigen zoals hij dat heeft gedaan. In de reconstructie van de toeslagenaffaire spelen klagers een belangrijke rol, zodat er voldoende aanleiding bestond over hen te schrijven. Frederik mocht daarbij een kritische benadering kiezen. De passages over klagers zijn onderbouwd met diverse onafhankelijke bronnen, waarbij voldoende onderscheid is gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen. Dat een deel van de informatie afkomstig is van de Belastingdienst, waarmee klagers in conflict zijn, is in een reconstructie als deze onvermijdelijk en maakt – ook gezien de hiervoor bedoelde vrijheid – niet dat Frederik die niet kon gebruiken. De bronnen zijn op een adequate wijze weergegeven en het is aan de lezer om ze op waarde te schatten. Niet is gebleken dat een zodanig vertekend beeld van klagers is gegeven dat sprake is van niet-waarheidsgetrouwe of tendentieuze berichtgeving.

Daarbij komt dat Frederik op juiste wijze wederhoor heeft toegepast. Uit de tijdlijn van De Correspondent blijkt dat Gökçe diverse mogelijkheden heeft gehad om zijn reactie te geven op relevante passages uit het boek en daarvoor voldoende tijd kreeg. Zijn reactie is ook op verschillende plekken in het boek – zowel in de hoofdtekst als in voetnoten – verwerkt.
Het is ongelukkig dat enkele door Gökçe voorgestelde aanpassingen niet voor het verschijnen van de eerste druk zijn verwerkt. Gelet op de aard van die aanpassingen is die omissie niet zodanig ernstig dat daarmee journalistiek onzorgvuldig is gehandeld. Daarbij komt dat dit kennelijk alsnog is gebeurd bij de afhandeling van de klacht, in maart 2021, in het e-book, het luisterboek en de gratis online versie. Bovendien heeft De Correspondent laten weten dat de derde druk van het boek inmiddels aanstaande is en dat de aanpassingen ook in die druk worden meegenomen. Aldus heeft De Correspondent de omissie op adequate wijze hersteld en de klacht zorgvuldig afgehandeld.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Frederik en De Correspondent journalistiek zorgvuldig hebben gehandeld.

Ten overvloede overweegt de Raad ten slotte nog het volgende.
Voor zover klagers hebben aangevoerd dat het boek diverse feitelijke onjuistheden over de toeslagenaffaire bevat, kan de Raad op basis van de standpunten van de partijen en de door hen overgelegde stukken onvoldoende beoordelen welk standpunt juist is. Gezien de complexiteit van de materie, kan de Raad geen gefundeerd oordeel geven zonder diepgaand verder feitenonderzoek. De procedure bij de Raad leent zich echter niet voor een dergelijk onderzoek. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat het feitencomplex nog steeds voorwerp is van diverse onderzoeken.
Voor zover klagers bezwaar hebben gemaakt tegen de gedragingen van Frederik in het televisieprogramma Op1, is niet gebleken dat zij hun bezwaren eerst hebben voorgelegd aan het betrokken medium en/of Frederik. Volgens het Reglement van de Raad is dit echter vereist.
En voor zover klagers bezwaar hebben gemaakt tegen passages in het boek die betrekking hebben op de echtgenote van Gökçe, Dadim-ouders en de Belastingdienst, kunnen zij niet als rechtstreeks belanghebbenden worden beschouwd.

Relevante punten uit de Leidraad: A., B.3, C. en D.
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2021/14, RvdJ 2019/50, RvdJ 2019/38, RvdJ 2018/43
Relevante artikelen uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 2, 2a en 9 lid 4

CONCLUSIE

J. Frederik en De Correspondent hebben ten aanzien van klagers journalistiek zorgvuldig gehandeld.

Zo vastgesteld door de Raad op 8 december 2021 door mw. mr. A.E. van Montfrans,  voorzitter, mw. M. ten Katen, mw. L.M. van den Langenberg MSc, A. Olgun en H.P.M.J. Schneider, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.