Samenvatting
De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2020/33 over een klacht van mr. F. van der Hoef (verzoeker) tegen J. Hellinga, de Leeuwarder Courant en Dagblad van het Noorden te herzien. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Via een herzieningsverzoek kan niet worden bewerkstelligd dat de Raad een oordeel uitspreekt over feiten en omstandigheden die voor de conclusie hebben plaatsgevonden en bij de verzoeker bekend waren of bij hem redelijkerwijs bekend konden zijn. Dat verzoeker zijn klacht mogelijk niet adequaat heeft verwoord, komt voor zijn rekening en risico.
Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van
mr. F. van der Hoef
tot herziening van de conclusie van de Raad van 23 oktober 2020 (RvdJ 2020/33) betreffende zijn klacht tegen
J. Hellinga en de hoofdredacteuren van de Leeuwarder Courant en Dagblad van het Noorden
De heer mr. F. van der Hoef te Een (verzoeker) heeft op 16 november 2020 verzocht om herziening van de conclusie van 23 oktober 2020 inzake zijn klacht tegen J. Hellinga en de hoofdredacteuren van de Leeuwarder Courant en Dagblad van het Noorden (hierna gezamenlijk: de Leeuwarder Courant c.s.). Bij de beoordeling van het herzieningsverzoek is verder correspondentie van de heren S. Warmerdam, hoofdredacteur Leeuwarder Courant, en E. Wijnholds, hoofdredacteur Dagblad van het Noorden, betrokken van 3 december 2020.
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 8 januari 2021 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.
DE FEITEN
Verzoeker heeft zich op 17 maart 2020 gericht tot de hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant met een klacht over het artikel “Ex-advocaat uit Burgum verdacht van miljoenenroof: voor de tweede keer geschrapt”. In zijn e-mail heeft verzoeker zijn klacht verwoord als volgt, waarbij kennelijke verschrijvingen zijn gecorrigeerd:
“De klacht is gericht tegen de zinsnede: “De inwoner van het Drentse Een had 200.000 euro achterovergedrukt van een rekening die hij beheerde voor de Stichting Gedupeerden Aandelenlease”.
Hoe Jaap Hellinga als journalist aan dit bericht komt wordt niet nader toegelicht.
Ondergetekende kent Jaap Hellinga niet. Ondergetekende heeft nooit met Jaap Hellinga gesproken.
Ondergetekende is noch verdachte noch strafrechtelijk veroordeeld ter zake het gestelde achteroverdrukken van 200.000 euro. Immers het woord achteroverdrukken betekent verduisteren, stelen hetgeen een strafbaar handelen betreft. Jaap Hellinga heeft mij publiekelijk neergezet als iemand die een misdrijf heeft gepleegd.
Met verwijzing naar de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek dient goede journalistiek waarheidsgetrouw en nauwgezet, onpartijdig en fair, controleerbaar en integer te zijn. Aan deze kernwaarden heeft Jaap Hellinga als journalist in deze niet voldaan.
Er is sprake van eenzijdige en tendentieuze berichtgeving.
Daarnaast is er geen wederhoor toegepast hetgeen temeer klemt daar ik door deze publicatie ben gediskwalificeerd als een misdadiger en wordt er door Jaap Hellinga geen enkel onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen.
De door Jaap Hellinga gedane mededeling betreft een beschuldiging welke door hem is gepubliceerd zonder dat hij heeft onderzocht of hiervoor een deugdelijke grondslag bestaat. Het vermoeden bestaat dat Jaap Hellinga zich heeft laten leiden door beschuldigingen welke zijn geuit door een persoon die in conflict verkeert met ondergetekende, hetgeen, indien juist, een reden temeer zou zijn geweest om in ieder geval hoor en wederhoor toe te passen zoals het een goede journalist betaamt.
Alvorens nu de klacht voor te leggen aan de Raad voor de Journalistiek verzoek ik u om bemiddeling teneinde te komen tot rectificatie.”
Nadat de Leeuwarder Courant c.s. de klacht hebben afgewezen, heeft verzoeker op 26 maart 2020 zijn klacht voorgelegd aan de Raad.
De klacht is behandeld op de zitting van 21 augustus 2020 in aanwezigheid van verzoeker, waarna de Raad op 23 oktober 2020 zijn conclusie heeft vastgesteld. Op grond van hetgeen verzoeker schriftelijk en mondeling heeft aangevoerd, is daarin zijn klacht samengevat als volgt:
“Zijn klacht heeft betrekking op de zin: “De inwoner van het Drentse Een had 200.000 euro achterovergedrukt van de rekening die hij beheerde voor de Stichting Gedupeerden Aandelenlease.” Daarmee wordt ten onrechte gesuggereerd dat hij 200.000 euro heeft verduisterd of gestolen. Op deze wijze wordt hij neergezet als iemand die een strafbaar feit heeft gepleegd, terwijl hij nooit verdachte is geweest noch strafrechtelijk is veroordeeld. Er is sprake van eenzijdige en tendentieuze berichtgeving. Klager heeft Hellinga nooit ontmoet of gesproken. Hellinga heeft geen wederhoor toegepast en nagelaten te onderzoeken of voor de beschuldiging voldoende grondslag bestaat. Klager vermoedt dat Hellinga zich heeft laten leiden door beschuldigingen van een persoon die in conflict is met hem.”
De Raad heeft geconcludeerd dat de Leeuwarder Courant c.s. journalistiek zorgvuldig hebben gehandeld en heeft daartoe het volgende overwogen:
“In het artikel is aandacht besteed aan een tuchtrechtelijke procedure waarbij klager is betrokken. In dat verband is ook de achtergrond van de kwestie geschetst. De Leeuwarder Courant heeft ervoor gekozen om de beslissing van 20 augustus 2018 van het Hof van Discipline te parafraseren. Dit kan de begrijpelijkheid voor de lezers ten goede komen. Wel moet hiermee zorgvuldig worden omgegaan, zeker waar het gerechtelijke beslissingen betreft die met grote nauwkeurigheid van woordkeuze plegen te worden opgezet.
Volgens de Raad zijn het oordeel en de overwegingen van het Hof van Discipline op een journalistiek juiste wijze vertaald. Met de parafrasering is geen andere betekenis of lading aan de feiten gegeven, dan in de gebruikte bron. Ook verder is niet gebleken dat een vertekend beeld of onzorgvuldige weergave van de kwestie is gegeven. Overigens is het in het kader van verslaggeving over rechtszaken toelaatbaar dat een niet geheel neutrale toon wordt gebruikt.
Nu het artikel met name verslaglegging van een tuchtrechtelijke procedure en een feitelijke schets van de achtergrond bevat, was het toepassen van wederhoor niet nodig.”
DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN
Verzoeker stelt – samengevat – het volgende. Zijn klacht is gericht tegen de zinsnede: “De inwoner van het Drentse Een had 200.000 euro achterovergedrukt van de rekening die hij beheerde voor de Stichting Gedupeerden Aandelenlease”.
Verzoeker wijst erop dat het Hof van Discipline in zijn beslissing van 20 augustus 2018 het volgende heeft overwogen: “Het is aan de standvastigheid van klager te danken dat uiteindelijk, door middel van het uitvoeren van nader onderzoek door de unit FTA [Financieel Toezicht Advocatuur, RvdJ], is komen vast te staan dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan buitensporig declareren, handelen zonder adequate opdrachtbevestigingen, wanbeheer/ malversaties ten aanzien van hem toevertrouwde cliënten-gelden en het niet naar behoren afleggen van rekening en verantwoording”.
Dat de journalist de kwalificatie ‘achteroverdrukken’ heeft gebezigd als een parafrasering op de door het Hof gebezigde bewoordingen ‘wanbeheer en malversaties’ is begrijpelijk. Het is echter onbegrijpelijk dat dit is gebeurd in de zinsnede waartegen de klacht is gericht.
Verzoeker is sinds de oprichting tot op de dag van vandaag bestuurslid van Stichting Gedupeerden Aandelenlease (Stichting GAL). Hij heeft nimmer in welke hoedanigheid dan ook een bedrag van 200.000 euro beheerd voor Stichting GAL. Er kan dan ook geen sprake van zijn dat hij een bedrag heeft achterovergedrukt – middels wanbeheer en malversaties – van een rekening die hij beheerde voor de Stichting GAL.
Bovendien blijkt uit de door hem overgelegde stukken dat niet het volledige bedrag van 200.000 ter discussie stond. De zinsnede in het artikel zou in ieder geval moeten zijn gebaseerd op het door de unit FTA opgestelde verslag. In dat verslag is duidelijk en overzichtelijk gebleken: “waaraan het bedoelde bedrag van € 200.000,– is besteed, wanneer en op welke rekeningen ten name van wie bedragen zijn overgeboekt en of dit in overeenstemming is met de bedoeling van klager.” Daar waar het Hof van Discipline zijn beslissing heeft gebaseerd op het nader onderzoek door de unit FTA moet de parafrasering van de journalist in ieder geval gerelateerd zijn aan dat onderzoek en hetgeen het Hof daarover in zijn beslissing heeft gesteld. Aangezien die koppeling ontbreekt, behelst de zinsnede een onjuiste parafrasering waar het gaat om het achteroverdrukken van 200.000 euro.
Verzoeker concludeert dat de motivering van de Raad en de daaraan verbonden conclusie gebaseerd zijn op ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten.
De Leeuwarder Courant c.s. stellen daar – eveneens samengevat – het volgende tegenover. Het herzieningsverzoek is niet toewijsbaar, omdat herziening alleen mogelijk is indien de Raad ten onrechte is uitgegaan van vaststaande of aannemelijke feiten. Verzoeker wijst in zijn herzieningsverzoek op een in zijn ogen onjuiste interpretatie van de Raad van een uitspraak van het Hof van Discipline van 20 augustus 2018. De feiten en omstandigheden waarnaar verzoeker verwijst waren derhalve al bekend bij de behandeling van de klacht en hadden op dat moment door verzoeker naar voren gebracht kunnen worden. Ook van nieuwe feiten die na de behandeling naar voren zijn gekomen is geen sprake. Het standpunt van verzoeker behelst een vorm van beroep waarin de Raad niet voorziet.
Voor zover de Raad van oordeel is dat het herzieningsverzoek voor een inhoudelijke beoordeling in aanmerking komt, verwijzen de Leeuwarder Courant c.s. naar de door hen naar voren gebrachte documenten en standpunten bij de behandeling van de oorspronkelijke klacht.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
Herziening van een eerder gedane conclusie is alleen mogelijk indien de verzoekers aannemelijk maken dat de conclusie van de Raad berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten’. Verzoeker heeft dit niet gedaan.
De herzieningskamer stelt vast dat de aanvankelijke klacht van verzoeker – zoals hij die op 17 maart 2020 aan de hoofdredacteur van de Leeuwarder Courant heeft kenbaar gemaakt – volledig was toegespitst op het gebruik van de term ‘achteroverdrukken’. Verzoeker heeft in zijn nadere toelichting (slechts) uiteengezet waarom van ‘achteroverdrukken’ geen sprake zou zijn geweest.
In zijn herzieningsverzoek heeft verzoeker vervolgens verklaard het begrijpelijk te vinden dat de woorden ‘wanbeheer en malversaties’ in het artikel zijn geparafraseerd als ‘achteroverdrukken’.
Er bestaat dan ook geen aanleiding voor de conclusie dat de Raad zijn oordeel ter zake op basis van onjuiste constateringen heeft gedaan.
Verder heeft verzoeker in zijn verzoekschrift nieuwe verwijten aangevoerd, te weten: het bedrag van 200.000 euro is onjuist en het ging niet om een rekening die hij beheerde voor de Stichting Gedupeerden Aandelenlease.
In dat verband overweegt de herzieningskamer dat niet middels een herzieningsverzoek kan worden bewerkstelligd dat de Raad een oordeel uitspreekt over feiten en omstandigheden die voor de conclusie hebben plaatsgevonden en bij de klager bekend waren of bij hem redelijkerwijs bekend konden zijn. Dat verzoeker zijn klacht mogelijk niet adequaat heeft verwoord, door daarin niet al zijn verwijten kenbaar te maken, komt voor zijn rekening en risico.
De herzieningskamer ziet geen aanleiding tot herziening van de beslissing.
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2017/40, RvdJ 2014/27 en RvdJ 2012/54
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1
CONCLUSIE
Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.
Zo vastgesteld door de Raad op 26 februari 2021 door prof. mr. B.E.P. Myjer, voorzitter, dr. H.P. Groenhart, S. Kuijper, mw. L.M. van de Langenberg MSc en mw. M. Thie, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.