2022/24 Niet inhoudelijk behandeld / Zorgvuldig

X / de hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad

Samenvatting

Het Nederlands
Dagblad heeft in het artikel
“‘Kom me
knuffelen, zei hij. Zo begon het.’” aandacht besteed aan een strafzaak in
Malawi waarbij klager is betrokken. Niet is gebleken dat klager voorafgaand aan
het interview onvoldoende is geïnformeerd over de aard van de publicatie. Van
relevante omissies in het artikel is evenmin gebleken. Ook heeft het Nederlands
Dagblad niet onzorgvuldig gehandeld door het artikel te publiceren, terwijl
klager nog niet voor een tweede keer had gereageerd op een concept van het
artikel. Hoewel de klachtafhandeling op een onderdeel niet fraai was, heeft het
Nederlands Dagblad inhoudelijk adequaat op de klacht gereageerd. Op deze punten
heeft het Nederlands Dagblad journalistiek zorgvuldig gehandeld.

Pas op de zitting heeft klager aangevoerd dat het
artikel nog enkele andere onzorgvuldigheden bevat. Hij had zich met deze
bezwaren echter eerst tot het medium moeten wenden. De Raad heeft de klacht
daarom in zoverre niet inhoudelijk behandeld.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van

X

tegen

de hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad

De heer mr. R.G.S. Pennino, advocaat te Heerlen, heeft op 6 april 2022 namens de heer X (klager) een klacht ingediend tegen de hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad. Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie van partijen betrokken van 2 en 13 mei 2022.

De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 20 mei 2022. Mr. Pennino is namens klager verschenen. Aan de zijde van het Nederlands Dagblad waren mevrouw A. Randewijk, journalist, de heer A. van Soest, chef, en de heer H. de Bruijne, adjunct-hoofdredacteur, aanwezig.

DE FEITEN

Op 8 januari 2022 verscheen in het Nederlands Dagblad een artikel van de hand van Randewijk met de kop “‘Kom me knuffelen, zei hij. Zo begon het.’”. De intro van het artikel luidt:
“De geruchtmakende rechtszaak tegen de reformatorische hulpverlener [X] houdt Malawi al anderhalf jaar in haar greep. Heeft hij nu wel of niet negen – voornamelijk – jonge mannen seksueel misbruikt? Die vraag wordt met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker te beantwoorden. De rechtsgang verloopt traag en lijkt te baden in corruptie.”

In het artikel staan onder meer de volgende passages:
“[X] ziet zichzelf als het slachtoffer van de snode plannen van de nieuwe directeur van Timotheos, Gerrit Oomen, en een Nederlandse rechercheur – die liever anoniem blijft – die voor Love Justice International is uitgezonden om mensenhandel aan de kaak te stellen in Malawi.”
en:
“Doma kende de geruchten dat [X] homoseksueel zou zijn, maar hij zag daar geen probleem in toen hij in dienst trad als nachtwaker. Hij had het geld nodig om te zorgen voor zijn gezin met vijf jonge opgroeiende kinderen.”
en:
“Al anderhalf jaar loopt de rechtszaak, maar er zijn alleen nog maar procedurele zittingen geweest. En dat frustreert de eisende partij. Het is de advocaat van [X] gelukt om de originele ‘sodomie’-rechtszaak – waarin Doma getuigt – weg te halen bij het strafhof en om te zetten naar het constitutionele hof. De vraag is niet meer of [X] deze mannen heeft misbruikt, maar of de regering wel mag oordelen over wat er in de slaapkamer gebeurt. ‘Het is nu een mensenrechtenzaak geworden’, verklaarde [X] een dag eerder. ‘Ik heb zelf nooit vermoed dat ik als streng reformatorische man symbool zou staan voor homorechten in Malawi. Maar zo is het gelopen. En ik sta daarachter, want ik vind ook dat de regering niets te zeggen heeft over de seksuele voorkeur van een persoon.’
Oomen vindt het onbegrijpelijk dat [X] akkoord gaat met de gang van zaken. ‘Want eigenlijk zegt hij indirect met deze constitutionele rechtszaak, dat het om een wederzijdse relatie gaat. Terwijl het juist de vraag is of het überhaupt vrijwillig was. En wat te zeggen over de machtspositie die hij had binnen de organisatie?’ Alle vermeende slachtoffers waren financieel afhankelijk van [X].”

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Klager stelt – kort samengevat – het volgende. Er is sprake van onvolledige, suggestieve berichtgeving. Hij is benaderd voor een interview om te spreken over zijn strafzaak in Malawi betreffende vermeend grensoverschrijdend gedrag en mensenhandel met betrekking tot een vrouw. Hoewel het grootste deel van het gesprek daarover ging, wordt over die zaak ten onrechte niets vermeld. Verder is gerefereerd aan geruchten dat hij homoseksueel zou zijn, zonder te vermelden dat hij dat tijdens het interview uitdrukkelijk heeft ontkend. Ook is niet vermeld dat een bij de kwestie betrokken onderzoeksjournalist, volgens klager de belangrijkste bron voor het artikel, een beladen verleden heeft. Daarnaast bevat het artikel tendentieuze elementen, zoals uitgebreide details over en van de geïnterviewde jongens, zonder nuance over de context.
Verder is het Nederlands Dagblad de afspraken niet nagekomen, omdat tot publicatie is overgegaan terwijl klager door een auto-ongeluk niet meer de gelegenheid heeft gehad om voor een tweede keer inhoudelijk te reageren op het conceptartikel.
Tot slot voelt klager zich geïntimideerd door de reactie van het Nederlands Dagblad op zijn klacht.
Op de zitting heeft klager zijn aanvankelijke klacht over de vermelding van zijn naam ingetrokken en een aantal nieuwe onzorgvuldigheden in het artikel benoemd. Naar zijn mening is de kop van het artikel onduidelijk en tendentieus. Verder is ten onrechte niet vermeld dat twee mannen hebben verklaard dat zij gedwongen belastende verklaringen tegen hem hebben afgelegd, dat hij heeft meegedeeld dat de kerk tegen het homohuwelijk mag zijn en dat de zaak over mensenhandel van vrouwen is geseponeerd.
Klager concludeert dat het Nederlands Dagblad onzorgvuldig heeft gehandeld.

Het Nederlands Dagblad stelt daar – eveneens samengevat – het volgende tegenover.  Voor klager was volkomen helder wat de aanleiding en bedoeling was van het interview, namelijk een gesprek over de (complexiteit van de) strafzaak over vermeend misbruik van mannen. Klager heeft daarover ook verteld. Verder was duidelijk dat het artikel niet alleen zou gaan over het interview met klager, maar ook over gesprekken met andere betrokkenen. Dat tijdens het interview ook is gesproken over de strafzaak met betrekking tot een vrouw, gebeurde op initiatief van klager. Dat een ex-medewerker refereert aan geruchten dat klager homoseksueel zou zijn en daar op dat moment geen probleem in zag, is relevant in het licht van de ongewenste seksuele contacten waarover hij later vertelt. In het artikel wordt niet beweerd of als feit gepresenteerd dat klager homoseksueel is. De publicatie gaat niet over de vraag welke partij gelijk heeft en wat uit de rechtszaken zou moeten volgen. Het artikel beoogt de complexiteit van de situatie te schetsen en de gevolgen daarvan voor de (on)mogelijkheid van waarheidsvinding. Enerzijds zorgen armoede, corruptie en rechtspleging in Malawi ervoor dat zendelingen en ontwikkelingswerkers uit een land als Nederland gemakkelijk misbruik kunnen maken van hun relatieve rijkdom, invloed en machtspositie. Anderzijds lijkt het door dezelfde omstandigheden eenvoudig om valse getuigenissen te ‘kopen’ en iemand daarmee in diskrediet te brengen. Dat klager heeft ontkend dat hij homoseksueel is, is in het licht hiervan irrelevant en onnodig om te vermelden. Verder doet niet ter zake dat degene die slechts als tussenpersoon het interview heeft geregeld, volgens klager niet van onbesproken gedrag is. Bovendien heeft klager tijdens het interview niets over deze persoon gezegd. Ook ziet het Nederlands Dagblad niet in wat suggestief of tendentieus is aan de citaten die afkomstig zijn van de geïnterviewde jongens. Klager heeft dit ook niet toegelicht.
Het Nederlands Dagblad meent dat klager alle tijd en gelegenheid heeft gehad om op het conceptartikel te reageren en te laten weten wat inhoudelijk onjuist of incorrect geciteerd zou zijn. Nadat klager het concept op 21 december 2021 had ontvangen, heeft hij binnen anderhalve dag gereageerd. Vervolgens heeft klager nog een tweede keer kunnen reageren, eventueel via de bij de correspondentie betrokken advocaat of woordvoerder. Van meet af aan was duidelijk wanneer het artikel zou worden gepubliceerd. Het Nederlands Dagblad begrijpt niet waarom de punten die twee maanden later zijn aangevoerd niet al bij de eerste inzage naar voren konden worden gebracht. Overigens had geen van deze punten tot aanpassing van het artikel geleid.
Tot slot heeft het Nederlands Dagblad laten weten te zijn overvallen door de nieuwe onzorgvuldigheden die klager op de zitting naar voren heeft gebracht. Daarop wordt ook niet inhoudelijk gereageerd.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Volgens artikel 2a lid 1 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad moet een klager zich met zijn bezwaren eerst wenden tot het medium, voordat hij zijn klacht bij de Raad kan indienen. Dit brengt mee dat een klager de klacht die hij door de Raad wil laten beoordelen in (min of meer) dezelfde bewoordingen/strekking eerst aan het medium moet hebben voorgelegd. Achtergrond van deze bepaling is dat – in het kader van een goede zelfregulering door de media – uitgangspunt verdient te zijn dat partijen eerst samen overleg voeren om te bezien of zij tot een minnelijke oplossing van het probleem kunnen komen. Dit uitgangspunt geldt ook ten aanzien van nieuwe klachtonderdelen over eenzelfde publicatie: een klager zal die nieuwe onderdelen eerst aan het medium moeten voorleggen, voordat hij die ter beoordeling aan de Raad kan voorleggen. Het uitbreiden van de inhoud/strekking van de klacht bij de Raad is niet de geëigende weg.
Vast staat dat klager het door hem op de zitting naar voren gebrachte bezwaar dat het artikel nog meer onzorgvuldigheden bevat, niet eerst heeft voorgelegd aan het Nederlands Dagblad. De Raad zal daarom de klacht in zoverre niet inhoudelijk behandelen.

De klacht betreft in de kern dat de publicatie, middels het interview, onzorgvuldig tot stand is gekomen, inhoudelijk onzorgvuldig of feitelijk onjuist is en dat de afspraken voor publicatie niet zijn nagekomen.

Uitgangspunt is dat een journalist die iemand wil interviewen, diegene zodanig behoort in te lichten over de aard van de publicatie, dat de te interviewen persoon voldoende geïnformeerd kan beslissen of hij aan die publicatie wil meewerken.
Klager heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het artikel (ook) zou gaan over een geseponeerde strafzaak betreffende vermeend grensoverschrijdend gedrag en mensenhandel met betrekking tot een vrouw. Volgens het Nederlands Dagblad was helder wat de aanleiding en bedoeling was van het interview, namelijk een gesprek over de (complexiteit van de) strafzaak betreffende vermeend misbruik van mannen en heeft klager het uit eigen initiatief gehad over de door hem bedoelde strafzaak.
Op basis van wat partijen naar voren hebben gebracht, bestaat geen aanleiding voor de conclusie dat klager op het verkeerde been is gezet met betrekking tot (de bedoeling van) het interview. Klager heeft in ieder geval uit vrije wil verteld over het vermeende misbruik van mannen. Hij had daarbij bedacht kunnen en moeten zijn op de wijze waarop in dat verband aandacht aan hem en de strafzaak daarover zou worden besteed. Niet is gebleken dat de citaten van klager uit het interview over dit onderwerp onjuist waren of in een andere context zijn gebruikt dan klager – al tijdens het interview – redelijkerwijs mocht verwachten.

Er bestond voor het Nederlands Dagblad geen verplichting ook te berichten over de seponering van de strafzaak betreffende vermeend grensoverschrijdend gedrag en mensenhandel met betrekking tot een vrouw. Daarbij is van belang dat een journalist vrij is in de selectie van nieuws en het aan hem is om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht.

Gelet op de reactie van klager op het conceptartikel was het beter geweest om zijn ontkenning dat hij homoseksueel is, in het artikel te vermelden. Onzorgvuldig is deze omissie echter niet. Gezien de inhoud en strekking van het artikel was het niet noodzakelijk die ontkenning op te nemen. In dit verband is relevant dat in het artikel niet wordt beweerd of als feit gepresenteerd dat klager homoseksueel is en dat uit het artikel voldoende duidelijk wordt dat hij de beschuldigingen van misbruik van verschillende mannen ontkent. Ook de overige in de klacht genoemde omissies in het artikel zijn niet onzorgvuldig. De onderzoeksjournalist met een volgens klager beladen verleden, heeft in het artikel geen rol van betekenis. Voorts valt niet in te zien waarom de citaten van de andere geïnterviewde personen niet opgenomen hadden mogen worden of op een andere wijze hadden moeten worden weergegeven.

Het Nederlands Dagblad is verder de afspraak over inzage vooraf nagekomen door klager in de gelegenheid te stellen zijn citaten te controleren en eventuele feitelijke onjuistheden te corrigeren. In reactie hierop heeft klager twee dagen later vooral gereageerd op andere onderdelen van het artikel waar hij niet gelukkig mee was.
Niettemin heeft het Nederlands Dagblad klager in de gelegenheid gesteld om desgewenst voor een tweede keer te reageren op het aangepaste artikel, waarbij duidelijk was wanneer het artikel zou worden gepubliceerd. Klager heeft niet meer inhoudelijk gereageerd, net als zijn woordvoerder (die bij het interview aanwezig was) en de advocaat van klager (die inmiddels in de correspondentie was betrokken). De woordvoerder heeft alleen laten weten dat klager een auto-ongeluk had gehad en niet in staat was te reageren. Klager heeft in eerste instantie op- en aanmerkingen kunnen maken  bij het conceptartikel en heeft in ieder geval voor het auto-ongeluk enkele dagen gehad waarop hij zich met zijn woordvoerder en advocaat heeft kunnen bezinnen op een nadere reactie. Gezien dit alles heeft het Nederlands Dagblad niet onzorgvuldig gehandeld door tot publicatie over te gaan.

Tot slot begrijpt de Raad dat klager zich geïntimideerd heeft gevoeld door de opmerking in een schriftelijke reactie van het Nederlands Dagblad over de beroepsethiek van de advocaat van klager. Die was niet fraai, zoals het Nederlands Dagblad op de zitting heeft erkend. Het Nederlands Dagblad heeft echter inhoudelijk adequaat op de klacht gereageerd en over het geheel bezien niet journalistiek onzorgvuldig gehandeld.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het Nederlands Dagblad journalistiek zorgvuldig heeft gehandeld.

Relevante punten uit de Leidraad: A., B.1, B.4, C. en D.
Relevante eerdere conclusies: RvdJ 2022/11, RvdJ 2021/45 en RvdJ 2020/32
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 2a

CONCLUSIE

De Raad heeft de klacht over enkele onzorgvuldigheden in het artikel niet inhoudelijk behandeld. Verder heeft het Nederlands Dagblad zorgvuldig gehandeld.

Zo vastgesteld door de Raad op 25 juli 2022 door mr. J.J. van Eck, voorzitter, mw. mr. N.A.M. van Herten, mw. drs. E.M.H. Lemaier, H.P.M.J. Schneider en mw. M. Thie, leden in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, plaatsvervangend secretaris.