2025/24 Deels gegrond / Niet inhoudelijk behandeld / Onbevoegd

X en Y / E. van Wieringen

Samenvatting

Klaagster heeft mede als woordvoerder van een collectief geklaagd over de handelwijze van E. van Wieringen. Voor zover de klacht is ingediend namens het collectief behandelt de Raad de klacht niet inhoudelijk, omdat het collectief niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden beschouwd. Voor zover klaagster heeft geklaagd over gedragingen die hebben plaatsgevonden in de omgang tussen haar en Van Wieringen en een overwegend persoonlijk karakter hebben, is de Raad onbevoegd daarover te oordelen. Voor zover de klacht betrekking heeft op het benaderen van klaagster als bron, is deze gegrond. Door onder een schuilnaam en op dwingende toon contact met haar te leggen, heeft Van Wieringen op journalistiek onzorgvuldige wijze gehandeld. De Raad doet de aanbeveling aan Van Wieringen deze conclusie ruimhartig te publiceren.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van

X en Y

tegen

E. van Wieringen

Mevrouw X (hierna: klaagster) heeft op 9 april 2025 namens haarzelf en namens Y (hierna: het collectief) een klacht ingediend tegen de heer E. van Wieringen. Na een verzoek van de secretaris heeft klaagster de klacht op 5 mei 2025 ingekort ingediend. De heer Van Wieringen heeft op 27 mei 2025 op de klacht gereageerd en die reactie aangevuld op 1 juni 2025. Na een verzoek van de secretaris heeft hij zijn reactie op 4 juni 2025 ingekort ingediend. Op 13 juni 2025 hebben klagers nadere stukken ingediend. Na een verzoek van de secretaris hebben zij deze stukken op 18 juni 2025 voorzien van een begeleidend schrijven.

De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 20 juni 2025. Klaagster was, zoals zij had aangekondigd, om haar moverende redenen niet aanwezig. Er waren evenmin leden van het collectief aanwezig. Klaagster heeft wel op 18 juni 2025 een schriftelijke toelichting ingediend. Van Wieringen was op de zitting aanwezig.

DE FEITEN

Klaagster is woordvoerster van het collectief, een groep personen die meent te zijn gedupeerd door de heer Z. Sinds 2023 leeft klaagster naar eigen zeggen ondergedoken als gevolg van bedreigingen van Z. Van Wieringen is onderzoeksjournalist en doet onderzoek naar de praktijken van Z.

Rond 10 februari 2025 heeft een conversatie via Instagram plaatsgevonden tussen klaagster en – naar later is gebleken – Van Wieringen, die klaagster heeft benaderd via een account onder de naam ‘Frits van Egteren’. Tijdens de conversatie heeft klaagster in naam van het collectief aan Van Wieringen geschreven:

“Goedemorgen “Frits”, Wanneer je serieuze interesse in deze zaak hebt, dan mag je ons benaderen vanaf je echte en professionele account zodat wij als team vooraf kunnen verifiëren of het waar is wat jij zegt. Zo niet, dan hebben wij geen interesse om verder met je te communiceren.”
Hierop heeft Van Wieringen als volgt gereageerd:
“Ik lees je bericht. Ik kom daar straks op terug. Op voorhand en ter jouwer overweging meld ik op voorhand dat ik werk met een team van specialisten. Ik stuur ze aan. [Z] is relatief klein bier, geen grote zaak binnen ons onderzoek. Maar wel degelijk interessant, het is exemplarisch voor veel andere zaken die wij behandelen. Publicaties zijn bestemd voor een gerenommeerd dagblad, maar belangrijker nog, we maken er een documentaire van voor de internationale markt, niet louter Nederland.”
Verder heeft Van Wieringen aan klagers geschreven:
“Het is misschien tijd geworden om de autoriteiten te vertellen waar hij [Z, RvdJ], verblijft. Ik maak me sterk dat jullie zijn verblijfplaats kennen en ik vraag me daarbij af waarom jullie dat niet doorgeven aan de autoriteiten.
Dus overweeg ik mijn burgerplicht te doen omdat jij/jullie verzaken. Het achterhouden van informatie is overigens strafbaar. Ik merk het voor jullie informatie even op.”

Vervolgens heeft op 28 februari 2025 een telefoongesprek van ongeveer 1,5 uur plaatsgevonden tussen klaagster en Van Wieringen over Z. Na dit telefoongesprek hebben partijen contact gehouden via WhatsApp.

Op 6 maart 2025 hebben klaagster en Van Wieringen elkaar in persoon ontmoet om samen met een andere onderzoeksjournalist, de heer Altena, verder te praten over de praktijken van Z.

Op 7 maart 2025 heeft Van Wieringen aan klaagster een WhatsApp-bericht gestuurd waarin hij heeft geschreven:
“Het gesprek van gisteren was verhelderend, dank daarvoor! […] Het is zonder meer een prikkelende casus met een fors aantal bizarre (sub) wendingen. We houden graag nauw contact. Pas goed op jezelf [X].”

In een e-mail van 6 april 2025 heeft klaagster namens het collectief aan Van Wieringen te kennen gegeven dat zij overweegt een klacht in te dienen bij de Raad en de NVJ over zijn journalistieke handelwijze.

In reactie hierop heeft Van Wieringen op 7 april 2025 klaagster bericht het niet eens te zijn met haar grieven. Daarbij heeft hij haar laten weten dat hij haar in rechte zal betrekken als zij daadwerkelijk haar grieven zal voorleggen aan de Raad en de NVJ, maar dat hij open staat voor een minnelijke schikking.

Klaagster heeft een verklaring overgelegd van de hiervoor genoemde Altena gedateerd 4 mei 2025, die daarin ten aanzien van het gesprek van 6 maart 2025 het volgende heeft geschreven:
“De vraag naar seksueel contact tijdens de ontmoeting waar ik bij was vond ik ongepast, maar ik snap dat Van Wieringen verhalen die hij van anderen gehoord had wilde toetsen. Ik vond dit echter van weinig fijngevoeligheid getuigen. Ik ben niet bij het moment geweest waarop hij zijn hand op de schouder van [X] legde. Zij heeft mij wel kort hierna verteld over dit incident.”
Naar aanleiding van de ingediende klacht heeft de secretaris van de Raad klaagster gevraagd om meer informatie over de organisatiestructuur van het collectief en een bewijs dat klaagster bevoegd is het collectief in een klachtprocedure bij de Raad te vertegenwoordigen. Hierop heeft klaagster op 5 mei 2025 de Raad laten weten:
“Over het collectief [Y]: op de social media accounts van [Y] is dit e-mailadres terug te vinden. Ik neem aan dat het gebruik van dit mailadres genoeg indicatie is voor het feit dat ik bevoegd ben vanuit dit collectief te handelen. Andere leden van dit collectief willen niet dat de heer van Wieringen hun namen weet, omdat ook zij bang zijn voor lastercampagnes en consequenties vanuit zowel van Wieringen als [Z]. Ter bescherming van deze mensen zal ik geen verklaringen van toestemming overleggen. We hebben geen KVK inschrijving o.i.d., omdat we niet van plan zijn om enige financiële transacties te verrichten. Omdat het gedrag van de heer van Wieringen niet alleen voor mij schadelijk is, maar ook het gehele proces, is het wel belangrijk dat het feit dat het hele collectief benadeeld wordt ook in de behandeling van deze klacht naar voren komt.”

Op 18 juni 2025 hebben klagers drie anonieme getuigenverklaringen van leden van het collectief ingediend als nadere stukken bij hun klacht, waarin klaagster wordt genoemd als hun woordvoerster.

DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

Klaagster stelt – samengevat – het volgende. Van Wieringen heeft zich op meerdere manieren onprofessioneel, onethisch en ronduit schadelijk opgesteld in de context van zijn werkzaamheden rondom de casus-Z. Ten eerste heeft hij het transparantiebeginsel geschonden door klagers onder een valse identiteit te benaderen. Daarbij heeft hij zich intimiderend en bedreigend opgesteld, doordat hij insinueerde dat klagers strafbaar zouden handelen als zij geen informatie zouden overdragen. Bovendien heeft hij klagers misleid en gemanipuleerd, omdat hij zich ten onrechte heeft voorgedaan als iemand met een omvangrijk internationaal netwerk en een heel team dat voor hem werkt. Ook is sprake van mogelijke belangenverstrengeling en partijdigheid vanwege de persoonlijke en zakelijke band met een ex-partner van Z.
Verder heeft Van Wieringen zich schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van klaagster. Tijdens hun persoonlijke ontmoeting heeft hij seksueel getinte vragen gesteld en heeft hij, nadat klaagster hem uitleg had gegeven over manipulatieve technieken die Z gebruikte, op dezelfde specifieke wijze zijn hand op haar schouder gelegd met de opmerking “Even kijken of het ook werkt als ik het doe”. Daarna drong hij erop aan om klaagster naar huis te brengen. Klaagster heeft Van Wieringen daarop niet aangesproken, omdat zij conflicten wil vermijden en zich wil richten op de toekomst. Wel hebben klaagster en het collectief toen besloten om geen samenwerking aan te gaan met Van Wieringen. Op het moment dat deze beslissing duidelijk werd voor Van Wieringen, heeft hij vertrouwelijke informatie van klaagster publiek gemaakt zonder enige vorm van wederhoor. Het kan verder niet anders dan dat hij de identiteit van klaagster heeft gedeeld met derden tijdens zijn zoektocht naar informatie. Daarmee is sprake van schending van bronbescherming. Gelet op de inhoud van de vertrouwelijke informatie die Van Wieringen heeft verspreid, lijkt het er sterk op dat hij direct of indirect contact heeft gehad met Z. Vanwege dit contact in combinatie met het gegeven dat Van Wieringen op de hoogte was van de verblijfplaats van klaagster, heeft zij zich genoodzaakt gezien te wisselen van onderduikadres. Het aanbod van Van Wieringen om haar thuis te brengen is dan ook mogelijk niet door zuivere intenties gedreven. Bovendien heeft Van Wieringen geprobeerd klaagster in diskrediet te brengen bij Altena door beweringen over haar te doen zonder na te gaan of deze klopten. Hierdoor heeft hij geprobeerd klaagster neer te zetten als onbetrouwbare bron en heeft hij pogingen ondernomen om de rol van klaagster te ondermijnen bij een collega-journalist.
Hierna is Van Wieringen doorgegaan met het verspreiden van lasterlijke uitlatingen over klaagster. Door zijn pogingen tot karaktermoord op klaagster is het moeilijker voor haar om de belangen van alle 150 slachtoffers te behartigen. Ook is het evident dat objectieve verslaggeving door hem onmogelijk is geworden nu hij de woordvoerder van het collectief heeft bedreigd en belasterd, aldus klaagster.

Van Wieringen stelt daar – eveneens samengevat – het volgende tegenover. Het collectief en klaagster zijn niet-ontvankelijk in hun klacht. Het is volstrekt onduidelijk of het collectief wel een organisatie betreft. Het collectief opereert volledig anoniem en heeft geen rechtsvorm. Daarbij heeft het nooit bewijs geleverd voor het bestaan van een georganiseerd verband. Dit maakt dat hij niet weet tegen wie hij zich moet verweren. Daarnaast is het onduidelijk of klaagster bevoegd is namens het collectief op te treden. Ze heeft daar in ieder geval geen bewijs voor geleverd. Ook moet klaagster zelf niet-ontvankelijk worden verklaard. Het Reglement van de Raad vereist immers dat klagers een naam en adres opgeven. Zowel omtrent haar identiteit als haar adres zijn geen zekerheden verschaft.
Indien de Raad oordeelt dat klaagster of het collectief wel ontvankelijk zijn in hun klacht, voert hij het volgende aan. Hij heeft klaagster nooit bedreigd of belasterd. Zijn publicaties zijn uiterst integer en onbevooroordeeld. Hij heeft nooit beweerd dat een team voor hem werkt. Wel stelt hij bij omvangrijke onderzoeken (inter)nationale teams samen die hij aanstuurt. Ook is hij niet partijdig. Zijn contact met de ex-partner van Z is puur zakelijk, hetgeen hij ook heeft uitgelegd in het telefoongesprek met klaagster van 28 februari 2025. In dit gesprek heeft hij haar ook laten weten dat hij haar onder de schuilnaam ‘Frits van Egteren’ heeft benaderd, omdat hij geen idee had wat voor platform Y was, wie daarachter zat en wat het collectief wil bereiken. Klaagster toonde begrip daarvoor. Op de zitting heeft Van Wieringen hieraan toegevoegd dat hij tijdens het eerste contact zijn berichten bewust provocatief heeft ingestoken om te kijken wat de agenda van klaagster was.
Verder betwist Van Wieringen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag. Zijn aanbod om een lift te geven, wordt door klaagster verkeerd weergegeven. Hij wilde haar uit vriendelijkheid alleen op weg helpen, in lijn met de gemoedelijke toon van het gesprek. Hij heeft haar destijds met klem gezegd dat hij haar verblijfadres niet wilde weten. Bovendien heeft hij klaagster op geen enkele manier belasterd noch heeft hij incorrecte uitspraken gedaan. Het beginsel van hoor en wederhoor past hij altijd toe, maar dat is hier niet aan de orde. Verder heeft hij nooit de identiteit van klaagster gedeeld en werpt hij de suggestie dat hij in contact staat met Z ver van zich af. Z is juist de reden dat hij zelf onder verscherpt politietoezicht staat. De bewering dat hij een wig probeert te drijven tussen klaagster en Altena is verzonnen. Hij heeft met Altena onder meer gesproken over de betrouwbaarheid van klaagster als bron. Dat wil niet zeggen dat een onbetrouwbare bron niet over juiste informatie zou kunnen beschikken. Ten slotte heeft hij met zijn e-mail van 7 april 2025 daadwerkelijk bedoeld de mogelijkheid voor een minnelijke schikking voor te stellen. Dat klaagster daaraan een andere draai geeft, is aan haar. Hij heeft in die e-mail bewust stevig gereageerd, omdat in e-mail van 6 april 2025 stevige en ongefundeerde beweringen jegens hem werden gedaan.

BEOORDELING VAN HET RECHTSTREEKS BELANG voor zover de klacht is ingediend namens Y

In artikel 2 lid 1 van het Reglement voor de werkwijze van de Raad is bepaald dat een klacht moet worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende en dat als rechtstreeks belanghebbende tevens wordt beschouwd een organisatie die door doelstelling en feitelijk handelen opkomt voor het in geding zijnde belang.

De Raad heeft geen aanknopingspunten dat het collectief kan worden gekwalificeerd als een organisatie in de zin van het Reglement. Niet duidelijk is geworden wie deel uitmaken van het collectief, op welke wijze het is georganiseerd en welke activiteiten het collectief ontplooit. Er is dus niet gebleken dat het collectief een samenwerkingsverband is van personen die hun activiteiten met elkaar afstemmen en die binnen een bepaalde structuur als eenheid naar buiten optreedt. Het collectief wordt door de Raad daarom niet aangemerkt als een organisatie als bedoeld in het Reglement. In het midden kan blijven of klaagster bevoegd is namens het collectief op te treden.

Nu het collectief niet kan worden beschouwd als rechtstreeks belanghebbende in hiervoor bedoelde zin, zal de Raad voor zover de klacht is ingediend door of namens het collectief niet inhoudelijk behandelen.

Klaagster zelf heeft daarentegen wel een rechtstreeks belang. Zij is immers direct betrokken bij de handelwijze van Van Wieringen en is daardoor persoonlijk in haar belang geraakt. Dat zij – omwille van het waarborgen van haar veiligheid – in haar klacht geen volledige naam en adres heeft vermeld, maakt in dit geval niet dat zij in haar klacht niet-ontvankelijk is. Voor Van Wieringen is immers duidelijk van wie de klacht afkomstig is.

BEOORDELING VAN DE BEVOEGDHEID voor zover de klacht betrekking heeft op gedragingen die hebben plaatsgevonden in de omgang tussen haar en Van Wieringen en een overwegend persoonlijk karakter hebben

De Raad is bevoegd klachten over ‘journalistieke gedragingen’ te beoordelen. Op grond van artikel 4 leden 1 en 2 van de Statuten van de Stichting Raad voor de Journalistiek wordt onder ‘journalistieke gedraging’ verstaan: een handelen of nalaten van een journalist in de uitoefening van zijn beroep dan wel een handelen of nalaten in het kader van journalistieke werkzaamheden van iemand die – geen journalist zijnde – regelmatig en tegen betaling meewerkt aan de redactionele inhoud van dagbladen.

In lijn met eerdere conclusies overweegt de Raad dat gedragingen die hebben plaatsgevonden in de omgang tussen twee personen onderling en een overwegend persoonlijk karakter hebben, niet worden aangemerkt als journalistieke gedraging. Het journalistieke normenstelsel is voor de beoordeling van dergelijke gedragingen niet bedoeld.

De Raad acht zich daarom niet bevoegd te oordelen over de gedragingen van Van Wieringen.

Voorts kan de Raad geen oordeel geven over het verwijt van klaagster dat Van Wieringen haar identiteit heeft gedeeld met derden en haar in diskrediet heeft gebracht. Van Wieringen betwist een en ander en deze procedure leent zich niet voor nader onderzoek op dit punt.

De Raad zal zijn inhoudelijke beoordeling daarom beperken tot de wijze waarop Van Wieringen klaagster als bron heeft benaderd.

BEOORDELING VAN DE KLACHT van klaagster voor zover deze betrekking heeft op het benaderen van haar als bron

Uitgangspunt is dat journalisten zich als zodanig bekend maken aan potentiële gesprekspartners en tegenover hen duidelijk zijn over hun journalistieke bedoelingen. Verder geldt dat journalisten geen misbruik maken van hun positie en geen incidenten uitlokken met de bedoeling nieuws te creëren. Van deze normen kan slechts worden afgeweken wanneer er evident sprake is van een misstand én wanneer dit noodzakelijk is om de desbetreffende kwestie aan de orde te stellen.

De Raad stelt vast dat Van Wieringen klaagster via Instagram heeft benaderd als bron voor zijn onderzoek naar de heer Z. Hierbij heeft hij weliswaar zijn functie vermeld maar niet zijn werkelijke naam. Hij heeft in plaats daarvan de schuilnaam ‘Frits van Egteren’ gebruikt. Verder constateert de Raad dat de toon van deze berichten stevig is en een bepaalde mate van druk oplegt. Het verweer van Van Wieringen biedt geen rechtvaardiging voor die handelwijze. De Raad oordeelt daarom dat Van Wieringen op journalistiek onzorgvuldige wijze zijn potentiële gesprekspartner heeft benaderd. Dit leidt tot de conclusie dat dit onderdeel van de klacht gegrond is.

Relevant punt uit de Leidraad: B.1
Relevante eerdere conclusies (onder meer): RvdJ 2019/1, RvdJ 2015/12 en RvdJ 2012/51

CONCLUSIE

Voor zover de klacht is ingediend door Y behandelt de Raad de klacht niet inhoudelijk, aangezien dit collectief niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden beschouwd.

Voor zover de klacht van klaagster betrekking heeft op gedragingen die hebben plaatsgevonden in de omgang tussen haar en Van Wieringen en een overwegend persoonlijk karakter hebben, is de Raad onbevoegd daarover te oordelen.

Voor zover de klacht van klaagster betrekking heeft op het benaderen van haar als bron, is deze gegrond.

De Raad doet de aanbeveling aan Van Wieringen deze conclusie in samenvatting te publiceren.

Zo vastgesteld door de Raad op 16 september 2025 door mr. G.C. Makkink, voorzitter, drs. R. Duiven, L.C. Hauben, drs. M.M. Klaassen, en E. Schievink, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoefnagel, adjunct-secretaris.