2021/26 Afgewezen

X - verzoeker inzake herziening conclusie RvdJ 2021/10 / B. Boele en de hoofdredacteuren van het Noordhollands Dagblad, het Haarlems Dagblad en de IJmuider Courant

Samenvatting

De Raad voor de Journalistiek ziet geen aanleiding om de conclusie RvdJ 2021/10 over een klacht tegen B. Boele, het Noordhollands Dagblad, het Haarlems Dagblad en de IJmuider Courant te herzien. Verzoeker maakt bezwaar tegen de afwegingen die de Raad in zijn conclusie heeft gemaakt, maar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Raad zijn conclusie op basis van onjuiste constateringen heeft genomen. Dat verzoeker zich niet kan vinden in de overwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake het verzoek van

X

tot herziening van de conclusie van de Raad van 11 februari 2021 (RvdJ 2021/10) betreffende zijn klacht tegen

B. Boele en de hoofdredacteuren van het Noordhollands Dagblad, het Haarlems Dagblad en de IJmuider Courant

De heer X te […] (verzoeker) heeft op 24 februari 2021 verzocht om herziening van de conclusie van 11 februari 2021 inzake zijn klacht tegen B. Boele en de hoofdredacteuren van het Noordhollands Dagblad, het Haarlems Dagblad en de IJmuider Courant (hierna gezamenlijk: Noordhollands Dagblad c.s.).

Het verzoek is behandeld op de zitting van de Raad van 16 april 2021 in een herzieningskamer buiten aanwezigheid van partijen.

DE FEITEN

De heer X heeft op 10 augustus 2020 een klacht ingediend tegen Noordhollands Dagblad c.s. over het artikel “Denise staat op voor zichzelf”.

Op 11 februari 2021 heeft de Raad geconcludeerd dat Noordhollands Dagblad c.s. journalistiek zorgvuldig hebben gehandeld. De Raad heeft daartoe het volgende overwogen:
“De Raad stelt voorop dat de journalist en zijn redactie vrij zijn in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dat neemt niet weg dat de journalist het belang dat met een publicatie is gediend dient af te wegen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.
Gezien de opzet van de publicatie en de toon ervan, zijn de bedoeling en de aard van de daarin opgenomen informatie voor de lezer voldoende duidelijk: de publicatie behelst vooral het persoonlijke verhaal van de geïnterviewde dochter van klager en haar visie op diverse gebeurtenissen, zoals binnen het gezin. De publicatie betreft geen feitelijke verslaglegging daarover. Het stond Noordhollands Dagblad c.s. dan ook vrij om aandacht te besteden aan het verhaal van klagers dochter op de wijze zoals zij hebben gedaan. Daarbij is voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen.
De Raad kan zich goed voorstellen dat klager zich door de publicatie gegriefd voelt. Dat hij het niet eens is met de uitlatingen van zijn dochter, wil niet zeggen dat Noordhollands Dagblad c.s. die uitlatingen niet hadden mogen publiceren. Vanwege de context van de publicatie behoefde de in het artikel verwerkte informatie niet vooraf te worden geverifieerd.
Verder behoeft wederhoor in beginsel niet te worden toegepast bij publicaties die kennelijk een persoonlijke mening bevatten. Niettemin kan een publicatie iemands belang zodanig raken dat het toepassen van wederhoor toch op zijn plaats is.
De Raad meent dat, gezien de gevoeligheid van het onderwerp en gelet op de belangen van klager, in dit specifieke geval wederhoor had moeten worden toegepast. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat de journalist de uitlatingen van klagers dochter heeft aangevuld met zijn eigen bevindingen. Bovendien is het aannemelijk dat klager, door de vermelding van de achternaam, voor een breder publiek in het artikel herkenbaar is.
Noordhollands Dagblad c.s. hebben dan ook terecht erkend dat zij aanvankelijk onzorgvuldig hebben gehandeld, door het artikel zonder toepassing van wederhoor te publiceren. Zij hebben echter na publicatie voorgesteld om een reactie te plaatsen waarin de eerdere berichtgeving wordt genuanceerd en het standpunt van klager naar voren wordt gebracht. Daarnaast hebben zij klager het aanbod gedaan om een aanvullend artikel te wijden aan zijn verhaal. Hiermee hebben Noordhollands Dagblad c.s. adequaat op de klacht gereageerd.
De Raad heeft er begrip voor dat klager om hem moverende redenen niet wenst in te gaan op het aanbod van Noordhollands Dagblad c.s. maar dat kan Noordhollands Dagblad c.s. niet worden tegengeworpen. Gelet op hetgeen de Raad ten aanzien van de inhoud van het artikel heeft overwogen, bestaat geen aanleiding voor een rectificatie in de vorm als door klager gewenst.”

HET STANDPUNT VAN VERZOEKER

Verzoeker stelt – kort samengevat – het volgende. De Raad heeft terecht geconcludeerd dat voorafgaand aan de publicatie wederhoor had moeten worden toegepast. Noordhollands Dagblad c.s. zijn daarin ernstig tekort geschoten. Zij hebben dit pas na het indienen van de klacht bij de Raad toegegeven. In de maanden die daaraan vooraf gingen, hebben Noordhollands Dagblad c.s. geen enkele poging ondernomen om de zaak serieus te beoordelen. Daaruit blijkt dat zij niet van plan zijn geweest om iets op te lossen als er geen klacht bij de Raad zou zijn ingediend. Van zorgvuldig handelen is dan ook geen sprake. Volgens klager dient de Raad op basis van de reeds bekende feiten en de nieuwe feiten van de periode na 28 september 2020 de conclusie te herzien.
Verzoeker geeft verder te kennen niet geïnteresseerd te zijn in de door Noordhollands Dagblad c.s. voorgestelde interviews. Hij wenst een rectificatie waaruit blijkt dat Noordhollands Dagblad c.s. bij hun publicatie niet conform de richtlijnen van de Raad hebben gehandeld en dat zij de afhandeling van de klacht bijzonder lang hebben getraineerd. Aan die rectificatie dient ten minste dezelfde aandacht te worden besteed als aan de gewraakte publicatie.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

Herziening van een eerder gedane conclusie is alleen mogelijk indien de verzoeker aannemelijk maakt dat de conclusie van de Raad berust op ‘ten onrechte als vaststaand of aannemelijk geachte feiten’. Verzoeker heeft dit niet gedaan.

Het verzoekschrift bevat (een nadere uitwerking van) stellingen die verzoeker eerder al in zijn klacht heeft geformuleerd en waarover de Raad een oordeel heeft gegeven. Niet aannemelijk is geworden dat de Raad zijn oordeel op onjuiste constateringen heeft gebaseerd.

Verzoeker heeft aangevoerd dat Noordhollands Dagblad c.s. pas na het indienen van de klacht bij de Raad hebben erkend dat het artikel niet zonder wederhoor had mogen worden gepubliceerd. Uit de conclusie en de daarbij betrokken correspondentie blijkt dat dit de Raad reeds bekend was.

In essentie vraagt verzoeker om een herbeoordeling van de klacht omdat hij zich niet kan vinden in de afwegingen die de Raad heeft gemaakt. Het Reglement van de Raad voorziet echter niet in een dergelijke (hoger beroeps)procedure. Voor een herziening op grond van (alleen) een nadere toelichting en uitgebreidere uiteenzetting van eerdere stellingen biedt het Reglement geen ruimte.

Dat verzoeker het niet eens is met de afwegingen en het oordeel van de Raad, is onvoldoende om een verzoek tot herziening te honoreren.

De herzieningskamer ziet dan ook geen aanleiding tot herziening van de beslissing.

Relevante eerdere conclusie van de Raad: RvdJ 2020/44
Relevant artikel uit het Reglement voor de werkwijze van de Raad: 10a lid 1

BESLISSING

Het verzoek tot herziening wordt afgewezen.

Zo is vastgesteld door de Raad op 31 mei 2021 door prof. mr. B.E.P. Myjer, voorzitter, S.A. Agterberg, L.C. Hauben, J. Hoogenberg en mw. A Pruis, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. J.E.H.J. Vollaers, plaatsvervangend secretaris.