2020/18 Zorgvuldig

X B.V. en Y B.V. / J.H. Strop en de hoofdredacteur van Follow the Money

Samenvatting

J.H. Strop en Follow the Money (hierna gezamenlijk: FTM) hebben in twee artikelen van 12 en 24 juli 2019 op journalistiek zorgvuldige wijze aandacht besteed aan de werkwijze van [X] B.V. en [Y] B.V. (klaagsters). Hoewel het artikel van 12 juli scherp en prikkelend is geschreven, is geen sprake van eenzijdige en tendentieuze berichtgeving. Ook stond het FTM vrij om gebruik te maken van bronnen die in conflict waren met klaagsters, onder meer omdat zij zelf grondig (undercover)onderzoek hebben verricht waarin het beeld van werd bevestigd. Bovendien is op juiste wijze wederhoor toegepast. De klacht over privacyschending is door FTM adequaat afgehandeld. Niet is gebleken dat sprake is van (schijn van) belangenverstrengeling. Het artikel van 24 juli is evenmin eenzijdig of tendentieus. Het beginsel van hoor en wederhoor is niet geschonden, omdat dit artikel duidelijk verbonden is aan dat van 12 juli, waarnaar ook is verwezen.

Conclusie van de Raad voor de Journalistiek
inzake de klacht van

X B.V. en Y B.V.

tegen

J.H. Strop en de hoofdredacteur van Follow the Money

De heer A, directielid, heeft op 10 januari 2020 namens X B.V. en Y B.V. (hierna: klaagsters) een klacht ingediend tegen de heer J.H. Strop en Follow the Money (hierna gezamenlijk: FTM). Bij de beoordeling van de klacht is verder correspondentie betrokken van klaagsters en de heer E. Smit, hoofdredacteur van FTM, van 18, 26 en 28 februari 2020.

De klacht is behandeld op de zitting van de Raad van 6 maart 2020. Aan de zijde van klaagsters waren de heer A, de heer B, directielid, en mevrouw C, manager corporate affairs, aanwezig. Namens FTM zijn de heren Strop en Smit verschenen. Smit heeft het standpunt van FTM toegelicht aan de hand van een notitie.

Een van de Raadsleden heeft zich verschoond. Partijen hebben desgevraagd geen bezwaar gemaakt tegen behandeling van de zaak door de voorzitter en de overige leden.

DE FEITEN

Op 12 juli 2019 is op de website van FTM een artikel van de hand van Strop verschenen met de kop “Undercover bij het incassobureau dat zijn eigen klanten uitknijpt”. De intro van het artikel luidt:
“Hoe kan een incasso voor een huurachterstand van 300 euro oplopen tot een rekening van dik duizend euro voor de schuldeiser? Het [X] weet precies hoe dat moet. Follow the Money onderzoekt de praktijken van een incassobureau met onthullende resultaten. ‘Toen er weer een rekening kwam, dacht ik: hier klopt iets niet.’”

Verder bevat het artikel in een kader met de kop “Dit stuk in 1 minuut” de volgende tekst:
Waar gaat dit over?
Wie met kleine, onbetaalde facturen aanklopt bij het [X] om een incassoprocedure te starten, loopt kans te eindigen met een hoge rekening.
Het [X] zuigt zijn klanten een dure, gerechtelijke draaikolk in door niet het hele verhaal te vertellen, en berekent al die kosten door aan de klant.
Waarom moet ik dit lezen?
Deze werkwijze is uiterst ongeoorloofd, oordeelt Connie Maathuis, directeur van de Nederlandse Vereniging van Incassobureaus, in reactie op de bevindingen. ‘We distantiëren ons uitdrukkelijk van dergelijke handelwijzen. We zien in het bedrijfsleven helaas regelmatig zaken terugkomen in de zogenaamde ‘kleine lettertjes’, terwijl opdrachtgevers deze algemene voorwaarden vaak niet goed tot zich nemen. Ook in het onderhavige artikel is daar helaas sprake van. Laat helder zijn dat de NVI dergelijke methodieken afkeurt.’
Hoe heeft Follow the Money dit onderzocht?
Follow the Money beschikt over vijf dossiers, waaruit deze werkwijze als patroon opduikt. We vermoeden dat deze dossiers illustratief zijn voor een veel groter aantal benadeelden. Omdat daarnaast niet met zekerheid vast te stellen is of de schuldenaren al dan niet post ontvangen, maakt Follow the Money voor het eerst gebruik van de undercover-methode. We creëerden zes fictieve personen: drie schuldeisers en drie schuldenaren, ieder met een woonadres en e-mailadres. De resultaten waren verbluffend.
Vrijdag 12 juli geeft televisieprogramma EenVandaag aandacht aan dit onderzoek van Follow the Money. EenVandaag begint om 18.15 uur op NPO1.”

Het artikel bevat verder onder meer de volgende passages:
“Achter de façade van beloftes van voortvarende ‘no-cure-no-pay-incasso’ gaat een verbazingwekkend verdienmodel schuil. Wie zich meldt bij het [afkorting X] met een kleine, onbetaalde factuur, eindigt vaak met een grotere schuld aan dit bureau.”
en
“Verbolgen over de hoge kosten en de mislukte procedure sluit Ed zich aan bij dit groeiend collectief van ruim zeventig leden. Van het overgrote deel zijn de namen, adressen en telefoonnummers bekend bij de redactie. Veertien van hen hebben volgens het collectief aangifte gedaan van oplichting. In een ‘zwartboek’ van 175 pagina’s hebben de voormalige klanten hun kennis verzameld.   
Voor het [afkorting X] is de krachtenbundeling aanleiding flink tegengas te geven: een van de actieve leden van het collectief, Miriam Auwens, heeft vanwege het plaatsen van negatieve reviews een uitvoerige rechtszaak van het Haagse bedrijf tegen zich lopen, waarin schadevergoeding wordt geëist.
en
“Die directie bestaat uit mr. drs. [B] (35) en [A] (33), de eigenaren en directeuren van het [X], dat zij startten in 2010. Op grond van zijn cv lijkt [B] het brein achter het verdienmodel van de onderneming: hij studeerde financieel management en rechten, studies die hij cum laude afrondde. Vervolgens werkte hij bij Deloitte, Ernst & Young en bij ABN Amro ironisch genoeg in een compliancefunctie. [B’s] naam duikt als jurist op in allerlei brieven rond dagvaardingen en problemen met boze klanten. [A] noemt zich manager new business en richt zich kennelijk op het werven van nieuwe (zakelijke) klanten.”
en
“Een oud-medewerker (die niet met naam genoemd wil worden uit angst voor juridische represailles) verklaart: ‘De kosten gingen extreem snel omhoog. Ze negeren alle mailtjes, negeren alle telefoontjes. Alle aangetekende brieven worden genegeerd. Zo min mogelijk doorverbinden en zo lang mogelijk aan het lijntje houden, dat was de instructie. Het was niet echt een fijne ervaring om daar te werken.’”

In het artikel wordt een aantal deskundigen als volgt aan het woord gelaten:
“Zulke klantonvriendelijke algemene voorwaarden zijn niet verenigbaar met lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging van Incassobureaus (NVI) en het keurmerk, zegt NVI-directeur Connie Maathuis in reactie op de bevindingen. ‘De geschetste gang van zaken is ongehoord, kwalijk en uiterst ongeoorloofd en we distantiëren ons uitdrukkelijk van dergelijke handelswijzen. De werkwijze verdraagt zich in het geheel niet met het Incasso Keurmerk.’
Zij wijst erop dat NVI-leden hun opdrachtgevers correct moeten informeren en adviseren over verwachte kosten en risico’s. ‘Als het gaat om procederen, is het immers een feit van algemene bekendheid dat vooraf geen garanties kunnen worden gegeven, maar ook daarover moet helder worden gecommuniceerd. We zien in het bedrijfsleven helaas regelmatig zaken terugkomen in de zogenaamde “kleine lettertjes”, terwijl opdrachtgevers deze algemene voorwaarden vaak niet goed tot zich nemen. Ook in het onderhavige artikel is daar helaas sprake van. Laat helder zijn dat de NVI dergelijke methodieken afkeurt.’”
en
“Hoe karakteriseert een strafrechtdeskundige het handelen van het [afkorting X]? Follow the Money legde het onderzoek voor aan Stijn Franken, een bekende strafpleiter en hoogleraar strafrecht. Hij zegt: ‘Ervan uitgaande dat de bevindingen kloppen, komt het dicht in de buurt van oplichting; naast eventuele aanvullende delicten, zoals valsheid in geschrifte en/of deelname aan een criminele organisatie. Dat lijkt me ernstig genoeg voor het OM om naar te kijken.’”

Het slot van het artikel luidt:
Reactie van het [X]
Uiteraard hebben we het [X] om wederhoor gevraagd. Zij hebben daarop een uitgebreide reactie gestuurd, die we hieronder in zijn totaliteit publiceren.”

In de publicatie is een videofragment opgenomen van de uitzending van EenVandaag waarin dit artikel wordt besproken. In dit fragment zegt de heer J. Franssen, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van gecertificeerde Incasso-ondernemingen (NVI), het volgende:
“Het heeft er alle schijn van dat dit bedrijf er niet op uit is om op een goeie manier een schuld te incasseren voor een schuldeiser, maar de procedure zo in te richten dat ie er zelf zo snel mogelijk, zoveel mogelijk geld aan verdient.
(Wat vindt u daarvan?)
Dat kan niet, daar is een incassoprocedure niet voor bedoeld. Een incassobedrijf moet er juist, in overleg met de klant, alles aan doen om te vermijden dat de kosten oplopen en dat mensen uiteindelijk bij de rechter terechtkomen.”

Ook zijn in de publicatie verschillende geluidsfragmenten verwerkt, waarin is te horen hoe FTM zich undercover heeft voorgedaan als schuldeiser die gebruik wil maken van de door klaagsters aangeboden diensten en vragen stelt aan de telefonische helpdesk.

Kort na het verschijnen van het artikel heeft Strop het volgende bericht op LinkedIn geplaatst, met een link naar het artikel:
“Follow the Money kreeg een stortvloed van klachten over een incassobureau. Niets nieuws denk je eerst, maar dan blijkt dat dit bedrijf een bijzonder verdienmodel heeft: het richt zich niet op de schuldenaar maar zet zijn tanden in de opdrachtgever, de schuldeiser. Op een oneerlijke manier verleidt het klanten om naar de rechter te stappen met hun vordering.
En dan beginnen de facturen te komen, waardoor de rekening ver oploopt tot boven het oorspronkelijke incassobedrag. Gerucht ging zelfs dat het [X] (ook ‘[Y]’) de schuldenaren helemaal niet aanmaant met de ‘veertiendagenbrief’, waarmee [het] incassotraject normaal gesproken start. Zo kun je snel gaan dagvaarden.
Daarom nam ik de proef op de som. Ik diende drie incasso-opdrachten in bij het [X] en wachtte geduldig bij de brievenbus.
Wat er vervolgens gebeurde, lees je in dit verhaal.”

Direct na plaatsing heeft hij in een commentaar zijn zakenpartner via een zogeheten ‘tag’ op dit artikel geattendeerd. Daarna zijn nog diverse reacties onder het bericht geplaatst, waaronder de volgende, waarnaar klagers in een bijlage hebben verwezen:
“Ze probeerden mij ook die vaststellingsverklaring door de strot te duwen want dan hoefde ik hun laatste factuur niet te betalen. Behoudens het feit dat ik dan monddood gemaakt zou zijn was deze factuur volledig op niets gebaseerd en heb deze verklaring dus niet getekend en de factuur niet betaald. Ik heb er verder (nog) niets meer van gehoord maar van andere gedupeerden heb ik begrepen dat ze zelfs na anderhalf a 2 jaar nog weer eens kunnen beginnen met je lastig te vallen over niet betaalde facturen, dus ik wacht het af.”

Vervolgens is op 24 juli 2019 op de website van FTM een artikel verschenen, eveneens van de hand van Strop, met de kop “Waarom de zzp’er een makkelijke prooi blijft voor gehaaide bedrijven”. De intro van dit artikel luidt:
“Wie zzp’ers te grazen neemt met ondoorgrondelijke contracten, heeft in Nederland vrij spel. Zo zadelt het incassobureau [X] al acht jaar lang kleine bedrijven op met hoge kosten. Als je klaagt, wijst het bureau op de kleine lettertjes. Vanwege mazen in de wet is er voor kleine bedrijven onvoldoende rechtsbescherming, luidt de veelgehoorde kritiek. ‘Er moet iets aan gebeuren.’”

Dit artikel bevat verder onder meer de volgende passages:
“Bijna alle ondernemers krijgen er een keer mee te maken: een factuur die maar niet betaald wordt. Je zoekt online naar een incassobureau en stuit op het [X] ([afkorting]). De vriendelijke medewerker belooft snel succes. En het kost je niks, zegt die medewerker, want het is no cure no pay. Na een paar weken heeft je debiteur nog steeds niet betaald en stelt het [afkorting X] voor om naar de rechter te stappen.”
en
“Over de kwalijke praktijken van het [afkorting X], publiceerde Follow the Money onlangs een uitgebreid artikel.”
Met in een kader de volgende tekst:
“UNDERCOVER BIJ HET INCASSOBUREAU
Hoe kan een incasso voor een huurachterstand van 300 euro oplopen tot een rekening van dik duizend euro voor de schuldeiser? Het [X] weet precies hoe dat moet. Follow the Money onderzoekt de praktijken van een incassobureau met onthullende resultaten. ‘Toen er weer een rekening kwam, dacht ik: hier klopt iets niet.’
met een link naar het artikel van 12 juli 2019
en
“Daar is ook best wat voor te zeggen. Je hebt een eigen verantwoordelijkheid om je te verdiepen in je contractpartner en de afspraken die je met elkaar maakt. Klanten van het [X] ([afkorting]) zeggen de algemene voorwaarden meestal niet te hebben gelezen. Ook namen velen niet de moeite zich te verdiepen in de (soms negatieve) reviews van het bedrijf die op internet zijn te vinden. Eigen schuld, dikke bult, kun je zeggen. Maar als de voorwaarden gericht zijn op misleiding en lastig zijn te doorgronden, is het de vraag of zoveel zelfredzaamheid gerechtvaardigd is.”
en
“De wetgever is er vooralsnog niet van onder indruk. Toen acquisitiefraude een paar jaar geleden strafbaar werd gesteld, gingen er stemmen op om de positie van de zzp’er verder te verbeteren. Ook ten aanzien van andere misleidende handelspraktijken zou de wetgever voor de kleine ondernemer instrumenten moeten introduceren om daar gemakkelijk korte metten mee te maken. Dat gebeurde niet, tot spijt van Pavillon, met als gevolg dat partijen als het [afkorting X] weinig te vrezen hebben.”
en
“Ondertussen gaan partijen als het [afkorting X] door met hun gehaaide verdienmodel, voorlopig onder het mom van ‘contractvrijheid’. Kleine lettertjes hebben grote gevolgen.”

Op de website van FTM staat onder het kopje ‘auteurs’ de volgende informatie over Strop:
“Jan-Hein Strop is freelance financieel-economisch journalist met een grote belangstelling voor de werking, macht en gedragingen van banken en verzekeraars. Hij doet onderzoek naar onder meer financiële (wan) producten, aansprakelijkheid van de financiële sector, regelgeving en toezicht. Over woekerpolissen, rentederivaten en bijzonder beheer van banken schreef hij tientallen artikelen op FTM. Na zijn rechtenstudie werkte Strop achtereenvolgens voor VPRO Radio, Carp, Management Team, Het Financieele Dagblad en Dagblad De Pers.
Naast zijn journalistieke werkzaamheden is hij ook de ondernemer achter de website LegalDutch, waarmee hij de markt voor advocaten transparanter maakt.”

DE STANDPUNTEN VAN DE PARTIJEN

Klaagsters stellen – kort samengevat – het volgende. Gelet op de diverse werkzaamheden van Strop is sprake van (schijn van) belangenverstrengeling en vooringenomenheid. Naast zijn journalistieke werk heeft hij een eigen inkoopplatform LegalDutch, samen met zijn echtgenote, die advocaat is. Via dit platform werven zij tegen betaling zogeheten ‘leads’ voor advocaten. FTM heeft deze nevenwerkzaamheden van Strop niet vermeld. De enkele vermelding dat Strop de ondernemer is achter de website LegalDutch is ontoereikend. Bovendien is Strop actief op LinkedIn, waar hij een persoon die klaagde over klaagsters heeft doorverwezen naar zijn echtgenote. Hiermee werkt Strop (de schijn van) belangenverstrengeling in de hand en is aangetoond dat hij niet onafhankelijk is.
Verder zijn de bewoordingen in de artikelen tendentieus, waardoor een eenzijdig en negatief beeld van klaagsters wordt neergezet. Zij wijzen in dit verband op de zinsnede “Praktijk van een incassobureau met onthutsende resultaten” en het gebruik van woorden als ‘façade’, ‘verbolgen’ en ‘onthullend’. Daarbij komt dat B wordt neergezet als iemand die opzettelijk mensen dupeert. Hierdoor ontstaat een ongenuanceerd beeld van klaagsters, dat neutraal noch objectief is.
Klaagsters menen verder dat FTM op onzorgvuldige wijze gebruik heeft gemaakt van bronnen. Zij zijn in (hevig) conflict met een aantal bronnen, onder wie Ed en mevrouw Auwens. Bovendien is een reactie gevraagd aan de Nederlandse Vereniging van gecertificeerde Incasso-ondernemingen (NVI), waarvan het bestuur wordt gevormd door enkele belangrijke concurrenten van klaagsters. De NVI is bezig de bevoegdheid te krijgen om in de incassobranche te certificeren en heeft er belang bij om klaagsters negatief te portretteren. Ook zijn de geluidsfragmenten gemanipuleerd; daarin is op zodanige wijze geknipt en geplakt dat ten onrechte een negatief beeld naar voren komt over de handelwijze van klaagsters. Overigens heeft FTM de onbewerkte geluidsfragmenten niet willen overdragen.
Verder vinden klaagsters dat op onjuiste wijze wederhoor is toegepast. FTM heeft een zeer korte reactietermijn gegeven, door op 8 juli 2019 aan klaagsters te verzoeken de gestelde vragen te beantwoorden en de reactie op 12 juli 2019 vóór 09.00 uur in te dienen. Nadat klaagsters de antwoorden op 11 juli 2019 om 01.18 uur per e-mail aan FTM hadden verstuurd, ontvingen zij een aanvullende vragenlijst, waarop zij diezelfde dag vóór 22.00 uur moesten reageren. Die reactie is uiteindelijk verstuurd op 11 juli 2019 om 21.28 uur. Door deze gang van zaken zijn klaagsters onder druk gezet en hebben zij onvoldoende voorbereid kunnen reageren op de vragen. Daarbij komt dat slechts wederhoor is gevraagd ten aanzien van een deel van het artikel. FTM heeft bovendien geweigerd klaagsters een conceptartikel toe te sturen. Klaagsters hebben dan ook niet op het volledige artikel kunnen reageren. Bovendien staat in het artikel van 12 juli – en in een e-mail van FTM aan klaagsters – dat de reactie van klaagsters integraal is gepubliceerd. Dat is echter niet gebeurd; zo is onder andere de uitgebreide inleiding, waarin de context wordt geschetst, niet gepubliceerd.
Klaagsters wijzen erop dat bij de totstandkoming van het artikel van 12 juli aan diverse personen, zoals mevrouw Maathuis en de heer Franssen van de NVI, en de heer Franken, hoogleraar straf(proces)recht, om een reactie is gevraagd. Dit gebeurde voorafgaand aan het toepassen van wederhoor bij klaagsters. Deze personen zijn niet in de gelegenheid gesteld om opnieuw te reageren, nadat zij kennis hadden kunnen nemen van de reactie van klaagsters. Hierdoor hebben zij uitlatingen gedaan over de werkzaamheden van klaagsters zonder op de hoogte te zijn van het volledige verhaal. Dit is FTM aan te rekenen.
Klaagsters maken ook bezwaar tegen de vermelding van de naam van een medewerkster en het plaatsen van een link naar haar LinkedIn-profiel. Aangezien de berichtgeving niet over haar persoon gaat, is hiermee haar privacy onnodig aangetast. Zij is onnodig in een kwaad daglicht gezet, waardoor zij reputatieschade heeft geleden.
Volgens klaagsters is FTM ten onrechte niet tot rectificatie overgegaan. Weliswaar is de link naar het LinkedIn-profiel van de betrokken medewerkster verwijderd, maar haar naam is in het artikel blijven staan.
Ten aanzien van het artikel van 24 juli 2019 stellen klaagsters, kort gezegd, dat de inhoud tendentieus is en dat geen wederhoor heeft plaatsgevonden.
Klaagsters concluderen dat FTM onethisch heeft gehandeld.

FTM stelt daar – eveneens kort samengevat – het volgende tegenover. Jaarlijks komen honderdduizenden Nederlanders in de schulden terecht, waar zij moeilijk uitkomen. Bij deze problematiek speelt de incassobranche een belangrijke rol. Jarenlang heeft deze niet-gereguleerde sector zich schuldig gemaakt aan wanpraktijken, zoals het intimideren van schuldenaren en het in rekening brengen van onterechte kosten. Zo kwamen ook klaagsters in het vizier van FTM. Zij werd benaderd door tientallen (ex-)klanten van klaagsters met gedetailleerde klachten van verschillende aard, onder meer over (zeer) hoge kosten van procedures, misleiding en gebrekkige communicatie. Met de berichtgeving is derhalve het maatschappelijk belang gediend.
FTM werkt vooral met freelance onderzoeksjournalisten zoals Strop. Dat hij eigenaar is van LegalDutch, is duidelijk vermeld op de website van FTM. Met Strop is afgesproken dat hij niet schrijft over onderwerpen die zijn onafhankelijkheid in gevaar kunnen brengen. Dat is hier ook niet gebeurd. Als zijn LinkedIn-berichten worden geordend op chronologie, blijkt dat van een doorverwijzing naar zijn (zaken)partner geen sprake is.
FTM wijst erop dat in de berichtgeving niet wordt gesproken van ‘onthutsende’ maar van ‘onthullende’ resultaten. Verder betwist zij dat door haar woordkeus een eenzijdig en tendentieus beeld is ontstaan; zij laat zoveel mogelijk de feiten voor zich spreken. Het onderzoek dat aan de berichtgeving ten grondslag ligt, rechtvaardigt de woordkeus. De vragen die de casus van Ed opriepen, zijn in het kader van wederhoor aan klaagsters gesteld. Klaagsters lijken te suggereren dat geen (of beperkt) gebruik mocht worden gemaakt van bronnen die met hen in conflict zijn. FTM betwist dit en stelt dat het juist het werk van een journalist is om conflicten tegen het licht te houden. Overigens zijn klaagsters niet op de hoogte van de identiteit van de bronnen, behalve die van Ed en mevrouw Auwens. Dat berichtgeving voornamelijk is gebaseerd op bronnen die met hen in conflict zijn, kunnen zij dus niet hardmaken. De geluidsfragmenten zijn niet gemanipuleerd, maar slechts ingekort en het stond FTM vrij dat te doen.
FTM meent dat juist een ruime reactietermijn is geboden, namelijk drie dagen. Klaagsters hebben niet geklaagd over de duur van de termijn en hebben bovendien uitgebreid gereageerd. De aanvullende vragen waren veel beperkter in omvang en daarom volstond ook een kortere reactietermijn, vanwege publicatie de volgende dag. Klaagsters hebben wederom niet geklaagd over de termijn en opnieuw tijdig gereageerd. Een journalistiek medium is niet verplicht een conceptartikel vóór publicatie op te sturen aan degene bij wie zij wederhoor toepast. Bovendien is het artikel van 12 juli (onverplicht) wél voorafgaand aan publicatie naar klaagsters gestuurd. Uit het wederhoor blijkt dat ten aanzien van alle beschuldigingen wederhoor is toegepast. Ten aanzien van feitelijke constateringen was het toepassen van wederhoor niet nodig. De reactie van klaagsters mocht bovendien worden ingekort. Dat niet ieder antwoord volledig in de tekst staat, betekent niet dat wederhoor onjuist of onvolledig is toegepast. Het maken van dit soort journalistieke keuzes is volkomen gerechtvaardigd. Anders dan klaagsters stellen, is hun reactie niet ‘verminkt’; de inleiding over de incassobranche maakte geen onderdeel uit van het gevraagde wederhoor en is daarom aanvankelijk niet gepubliceerd. Inmiddels is dat overigens wél gebeurd. Dat mevrouw Maathuis, de heer Franssen en de heer Franken anders zouden hebben gereageerd indien zij kennis hadden genomen van het wederhoor van klaagsters, is speculatief en niet onderbouwd. Een journalistiek medium is niet gehouden om het ontvangen wederhoor voor te leggen aan bronnen die zijn geraadpleegd. Dat is anders indien het wederhoor nieuw licht werpt op de zaak, maar daarvan was hier geen sprake.
Nadat klaagsters zich hadden beklaagd over de privacyschending van een medewerkster, is niet alleen de link naar het LinkedIn-profiel verwijderd, maar ook haar naam. Deze klacht is dus al opgelost, waarmee FTM aantoont bereidwillig te zijn om naar bezwaren te luisteren en journalistieke principes goed af te wegen.
Het artikel van 24 juli 2019 gaat over het manco in de wetgeving ten aanzien van de bescherming van zzp’ers. Daarin zijn klaagsters geen partij. Bovendien zijn geen nieuwe feiten over klaagsters ter sprake gekomen. Het verwijt dat er geen wederhoor is gevraagd, snijdt dan ook geen hout.
FTM concludeert dat zij journalistiek zorgvuldig heeft gehandeld.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

De Raad heeft de klacht zo opgevat dat deze bestaat uit de volgende onderdelen:
1.     vanwege de diverse werkzaamheden van Strop is sprake van (de schijn van) belangenverstrengeling;
2.     ten aanzien van het artikel van 12 juli 2019 is sprake van onjuiste, eenzijdige en tendentieuze berichtgeving, die geen grondslag vindt in betrouwbare bronnen;
3.     met betrekking tot het artikel van 12 juli 2019 is op onjuiste wijze wederhoor toegepast;
4.     aan de geraadpleegde deskundigen is een onvolledig beeld voorgelegd, aangezien de reactie van klaagsters daarbij niet is meegenomen;
5.     de privacy van een medewerkster van klaagsters in onnodig geschonden;
6.     het artikel van 24 juli 2019 is tendentieus, waarbij ten onrechte geen wederhoor is toegepast.

De Raad stelt voorop dat media een belangrijke taak hebben om misstanden in de samenleving aan de kaak te stellen. Het is dan ook maatschappelijk relevant en journalistiek geboden om onderzoek te verrichten naar en/of te berichten over de (mogelijk) ontoelaatbare handelwijze van klaagsters als aanbieders van diensten in de incassobranche.
Daarbij zijn de journalist en zijn redactie vrij in de selectie van nieuws. Het is aan de journalist om te bepalen vanuit welke invalshoek(en) een onderwerp wordt belicht en in welke context het bericht wordt gebracht. Dat neemt niet weg dat de journalist het belang dat met een publicatie is gediend dient af te wegen tegen de belangen die eventueel door de publicatie worden geschaad.

Ad 1.
Op de website van FTM is voldoende inzicht gegeven in de andere activiteiten van Strop. Daarbij staat expliciet dat hij als ondernemer verbonden is aan de website LegalDutch.
Blijkens de reacties onder het LinkedIn-bericht van Strop heeft hij zijn zakenpartner slechts geattendeerd op het artikel van 12 juli 2019 en bovendien vóór de reactie van de mogelijke gedupeerde. Van een doorverwijzing door Strop van de mogelijk gedupeerde naar zijn zakenpartner is in het geheel geen sprake. Daarom is op dit punt geen sprake van (de schijn van) belangenverstrengeling. Ook anderszins is niet gebleken dat de onafhankelijkheid van Strop in het geding is.

Ad 2.
FTM heeft gemotiveerd uiteengezet op welke manier klaagsters in hun vizier kwamen. Zij is door verschillende (ex-)klanten van klaagsters benaderd met gedetailleerde klachten van verschillende aard. Dit is door FTM met verschillende stukken onderbouwd. Weliswaar is sprake geweest van ten minste twee bronnen (Ed en mevrouw Auwens) die in conflict waren met klaagsters, maar FTM heeft die klachten niet als waarheid aangenomen. Zij heeft nader (undercover)onderzoek verricht en diverse andere (onafhankelijke) bronnen gesproken, en vervolgens haar conclusies getrokken. De stelling van klaagsters dat de NVI er belang bij zou hebben om hen negatief af te schilderen, berust op aannames en is niet onderbouwd.
Het stond FTM vrij om vervolgens als insteek van de berichtgeving de focus te leggen op kleine vorderingen en er bestond voldoende aanleiding om in dat kader over klaagsters te berichten op de wijze zoals FTM heeft gedaan. Hoewel de bewoordingen scherp en prikkelend zijn, zijn daarmee de grenzen van het journalistiek toelaatbare niet overschreden. Volledigheidshalve merkt de Raad op dat in het artikel is vermeld dat de resultaten ‘onthullend’ – en niet: ‘onthutsend’ – zijn. De verwijzing van klaagsters naar de betekenis van ‘onthutsend’, is dan ook niet relevant.
Vaststaat dat de geluidsfragmenten zijn ingekort. Echter, niet is gebleken dat de fragmenten zodanig uit de context zijn gehaald dat sprake is van een ontoelaatbare manipulatie of dat een onjuiste weergave is gegeven van de handelwijze van klaagsters.

Ad 3. en 4.
In lijn met eerdere conclusies overweegt de Raad dat als aan een betrokkene om een reactie wordt gevraagd, die betrokkene niet steeds vooraf volledig behoeft te worden geïnformeerd over de inhoud van de publicatie. Volstaan kan worden met duidelijk mee te delen, waarop het te geven commentaar betrekking moet hebben. Daarbij is de mate waarin een journalist opening van zaken moet geven, afhankelijk van de aard van het te publiceren bericht.
Gelet op de inhoud van de uitvoerige reactie van klaagsters moet worden geconcludeerd dat de strekking van de publicatie hen voldoende duidelijk moet zijn geweest en dat zij bovendien voldoende tijd hebben gehad om te reageren. Klaagsters hebben bij FTM ook niet geklaagd over de reactietermijn of verzocht om meer tijd. De Raad stelt vast dat de kern van de reactie is opgenomen in het artikel. Het is slordig dat FTM aan klaagsters had meegedeeld het wederhoor volledig te publiceren, maar dat aanvankelijk niet heeft gedaan. Deze omissie is echter niet van zodanige aard dat daarmee journalistiek onzorgvuldig is gehandeld.
Dat het wederhoor van klaagsters niet is voorgelegd aan de deskundigen is evenmin journalistiek ontoelaatbaar. Er bestaat geen norm die meebrengt dat de journalist eerst de reactie van een betrokkene behoort af te wachten, alvorens hij zich – in het kader van zijn onderzoek – met zijn bevindingen tot derden wendt. Zoals FTM terecht heeft opgemerkt, zou van een journalist verlangd kunnen worden dat hij zich opnieuw tot de geraadpleegde deskundigen wendt, indien het verkregen wederhoor daartoe aanleiding geeft. In dit geval is niet gebleken van dergelijke bijzondere omstandigheden, op grond waarvan moet worden aangenomen dat de deskundigen hun uitlatingen hebben gebaseerd op foute veronderstellingen. Bovendien blijkt uit het artikel c.q. het videofragment dat de reacties van de experts voldoende terughoudend zijn.

Ad 5.
De Raad laat in het midden of sprake is geweest van een ongerechtvaardigde privacyschending van de medewerkster van klaagsters. Met het direct verwijderen van de naam en de link naar het LinkedIn-profiel van de medewerkster heeft FTM adequaat gereageerd op de bezwaren van klaagsters.

Ad 6.
In aanmerking genomen hetgeen de Raad ad 2. heeft overwogen, bestaat geen aanleiding voor de conclusie dat het artikel van 24 juli 2019 tendentieus is. De inhoud van dit artikel is – althans voor zover het klaagsters betreft – volledig in lijn met de eerdere publicatie en is slechts twaalf dagen later gepubliceerd. In het artikel wordt bovendien uitdrukkelijk verwezen naar het artikel van 12 juli 2019, waarin het wederhoor van klaagsters is opgenomen. Dit brengt ook mee, dat het opnieuw toepassen van wederhoor niet noodzakelijk was. Overigens zijn klaagsters, hoewel zij in dit artikel zijn genoemd, niet het hoofdonderwerp ervan.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Strop en FTM journalistiek zorgvuldig hebben gehandeld.

Relevante punten uit de Leidraad van de Raad: A, B.2, B.3, C.1 en D.
Relevante eerdere conclusies van de Raad: RvdJ 2020/1, RvdJ 2018/23, RvdJ 2018/6 en RvdJ 2012/42

CONCLUSIE

J.H. Strop en Follow the Money hebben journalistiek zorgvuldig gehandeld.

Zo vastgesteld door de Raad op 8 juni 2020 door prof. mr. B.E.P. Myjer, voorzitter, A. Olgun, mw. A. Pruis en H.P.M.J. Schneider, leden in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mr. N. Tibold, plaatsvervangend secretaris.